Tag Archives: onderzoek

Online zoekgedrag naar warmtepompen blijft toenemen

Gepubliceerd op

Marktdata.nl heeft een analyse uitgevoerd naar de online oriëntatie en interesse van de Nederlandse consumenten met betrekking tot verwarmingssystemen en woningverduurzaming. Steeds vaker wordt gezocht naar warmtepompen. Ook neemt, na een sterke afname in 2018, het zoekvolume van gasgestookte apparatuur sinds december 2019 weer bovengemiddeld toe. De onderzoeksresultaten zijn gepubliceerd in de onlangs verschenen Verwarmingssystemen Trendmonitor 2021.

Middels een analyse van Google big data over de afgelopen vier jaar (2017 t/m 2020) is de online interesse en afweging in beeld gebracht. Waar zoekt men naar op het gebied van verwarmingssystemen? Welke trends zijn er in het zoekvolume en wanneer zoekt men? Naar welke soorten verwarmingssystemen wordt er gezocht? In de analyse is tevens het zoekvolume naar merken en leveranciers in kaart gebracht, van zowel verwarmingssystemen in het algemeen als specifiek van warmtepompen. De ontwikkelingen en trends worden zowel over de periode 2017-2019 inzichtelijk gemaakt als ook specifiek in het jaar 2020, sinds het uitbreken van de coronapandemie.

Warmtepomp het meest gezocht
Uit de Verwarmingssystemen Trendmonitor 2021 blijkt onder andere dat in de afgelopen vier jaar ruim een kwart van het online zoekvolume van verwarmingssystemen betrekking heeft op de warmtepomp. Sinds de coronapandemie heeft de tuinhaard flink aan populariteit gewonnen en sinds het najaar van 2020 neemt de belangstelling voor bio-ethanol haarden sterk toe. De belangstelling in pelletkachels is sinds het jaar 2020 juist fors afgenomen.
Ruim een kwart van het zoekvolume van verwarmingssystemen heeft betrekking op een warmtepomp. In de afgelopen vier jaar werd er maandelijks gemiddeld bijna 120.000 keer gezocht naar een warmtepomp in Nederland via de Google zoekmachine. Op de tweede plaats staat de houtkachel met een aandeel van 15,1 procent in het zoekvolume. Op de derde plaats vinden we de pelletkachel.

Het zoekvolume van de pelletkachel ontwikkelt zich sinds begin 2020 structureel naar beneden ten opzichte van het geheel aan zoekopdrachten op het gebied van verwarmingssystemen. Ook de gelhaard, oliekachel en speksteenkachel kenden in het jaar 2020 een beneden gemiddelde groei van het zoekvolume.

Verschuiving energiebronnen
De verandering van interesse van de consument op het gebied van verwarmingsapparaten zien we ook goed terug bij de analyse van de verschillende energiebronnen. Het zoekvolume van elektrische apparatuur ontwikkelt zich steeds sterker bovengemiddeld ten opzichte van het geheel aan zoekopdrachten op het gebied van verwarmingssystemen. Na een sterke afname van het zoekvolume van gasgestookte apparatuur – in het jaar 2018 nam het zoekvolume nog af met 20% – ontwikkelt zich dit sinds december 2019 ook sterk bovengemiddeld. In het laatste kwartaal van 2020 neemt het zoekvolume van ethanol een grote vlucht. De sterkste daling zien we in 2020 bij pelletkorrels.

PVT-warmtepomp met propaan als koudemiddel

Tijdens de beurs Duurzaam Verwarmd introduceert Triple Solar een warmtepomp met propaan als koudemiddel. De warmtepomp werd specifiek ontwikkeld voor ...

Slimme warmtepomp concepten tijdens Vakbeurs Energie

Van dinsdag 12 tot en met donderdag 14 oktober a.s. vindt de 16de editie van Vakbeurs Energie plaats in de ...

Topinstrumenten voor de koeltechnische en warmtepomp-installateur

Fieldpiece is marktleider in de VS met koeltechnisch gereedschap en meetinstrumenten. EURO-INDEX en Fieldpiece zijn een samenwerking aangegaan, waarbij niet ...

Duurzame keuzes met een knipoog

Nefit Bosch wil met video’s en andere uitingen consumenten en installateurs met een knipoog verleiden tot het maken van duurzame ...

TU Delft gaat vijf jaar lang ontwikkelingen in de branche onderzoeken

Gepubliceerd op

De stichting Wetenschappelijk Onderwijs Installatietechniek (WOI) en de faculteit Bouwkunde van de TU Delft hebben een overeenkomst getekend voor een vijfjarig onderzoeksprogramma dat zich richt op de toekomstige ontwikkelingen in de installatiebranche. Een nieuwe praktijkleerstoel Installatietechniek van de faculteit Bouwkunde van de TU Delft maakt onderdeel uit van het programma. Het praktijkonderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met een aantal HBO-scholen en onderzoeksinstellingen.

Met de samenwerking willen onderwijs, kennisinstellingen en de installatiesector de innovatiekracht en het kennisniveau in de installatiesector versterken. Het belang van opleiding en kennis delen groeit in de installatiebranche, die steeds kennisintensiever wordt en waarin de technische ontwikkelingen razendsnel gaan.

Het onderzoeksprogramma richt zich op thema’s zoals de energietransitie, digitalisering, circulariteit, zorginnovatie en smart buildings, waarbij de vertaling naar praktisch toepasbare kennis centraal staat. Het project wordt mogelijk gemaakt door financiële bijdragen van installatiebedrijven, adviesbureaus en de organisaties PIT en TVVL.

Stichting WOI heeft als doel het bevorderen van het wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs en onderzoek op het gebied van installatietechniek. Participanten in de stichting WOI zijn TVVL, ISSO, Koninklijke NLingenieurs en het opleidingsfonds OTIB.

Op de foto (v.l.n.r.): Piet van Staalduinen (bestuurslid WOI), Aart van Gelder (voorzitter WOI), Ulrich Knaack  (Hoogleraar Design en Construction afdeling Archirectal Engineering en Technology, TU Delft), Peter Luscuere (Hoogleraar Building Physics and Services Afdeling Artitectural Engineering en Technology, TU Delft)

Orderportefeuille bouw blijft stijgen

Gepubliceerd op

De werkvoorraad in de totale bouw is in juni 2017 uitgekomen op 8,8 maanden, een toename van drie tiende maand. De orderportefeuille in de woningbouw bleef ten opzichte van mei stabiel op 9,9 maanden, terwijl de werkvoorraad in de utiliteitsbouw met vier tiende maand steeg naar 9,1 maanden. De totale orderportefeuille in de burgerlijke en utiliteitsbouw kwam hiermee uit op een niveau van 9,6 maanden, een stijging van twee tiende maand.

Personeelstekort
Ongeveer 70% van de bouwbedrijven gaf aan geen stagnatie in onderhanden werk te ondervinden. Bijna eén op de vijf bouwbedrijven ondervond stagnatie als gevolg van onvoldoende personeel. In de burgerlijke en utiliteitsbouw was een tekort aan personeel de belangrijkste reden voor stagnatie in onderhanden werk.

Tarieven
Ruim zes op de tien bedrijven bedrijven beoordelen hun huidige orderpositie als normaal, ongeveer 30% van de bedrijven beschouwt de positie als groot. Ruim zes op de tien bedrijven verwacht geen personeel aan te trekken, terwijl ongeveer een op de drie bedrijven verwachten extra personeel in dienst te nemen. Circa 55% van de bedrijven verwacht dat de tarieven zullen stijgen, terwijl de rest verwacht de tarieven dat de tarieven gelijk blijven.

Conjunctuurmeting bouw
Dit blijkt uit de conjunctuurmeting in de bouwnijverheid van juli 2017 van het Economisch Instituut voor de Bouw. Deze meting wordt uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie. Aan de conjunctuurmeting verlenen ongeveer 300 hoofdaannemingsbedrijven met meer dan tien personeelsleden hun medewerking. 

Proeftuin voor Smart Cities

Gepubliceerd op

Duurzaam energiebedrijf Eneco gaat met haar partners Sustainder, Huawei, Bouwfonds en Luminext de eerste Smart City Hubs testen in The Green Village, een proeftuin voor duurzame innovaties op de campus van de TU Delft. Hiertoe hebben betrokken partijen onlangs een overeenkomst gesloten. De eerste toepassingen zullen vanaf juni 2017 operationeel zijn.

Smart City Hubs bieden een open en organisch uit te breiden platform op basis van lantaarnpalen. Diverse dienstverleners kunnen hierop zelf sensoren installeren of gegevens gebruiken. Mogelijkheden zijn onder meer het op afstand beheren van verlichting, het meten van luchtkwaliteit, verkeersdrukte en geluidoverlast. Ook snelle mobiele communicatie of het signaleren van vrije parkeerplaatsen behoort tot de mogelijkheden. Hiermee wordt bijgedragen aan een beter milieu, een mooie leefomgeving en bovenal een veilige en gezonde stad.

De lantaarnpaal als Smart City Hub

Eneco ziet lantaarnpalen als de ideale basis voor smart city technologie. Ze hebben tenslotte al elektriciteit, een drager op hoogte en zijn overal te vinden. In Smart City Hubs worden de sensoren en apparatuur netjes weggewerkt. De sensordata worden via een dataplatform omgezet naar informatie en aan partijen geleverd die hun diensten aan inwoners of andere belanghebbenden willen leveren.

Testen in een real-life omgeving

Eneco gaat met haar partners Sustainder, Huawei, Bouwfonds en Luminext het open Smart City Hub concept testen in The Green Village, een initiatief van de TU Delft. Uniek aan dit concept is dat er een slimme stadsinfrastructuur wordt aangelegd waarop bedrijven samen met studenten, start-ups, onderzoekers en opdrachtgevers innovaties ontwikkelen en testen. Met verschillende deelnemers worden ideeën getoetst en mogelijke toepassingen ontwikkeld voor inzet van diensten in de woon, werk- en leefomgeving. In de Green Village wordt in een echte omgeving met woningen en kantoren getest (living lab). Gemeenten of private terreinbeheerders kunnen gedurende de ontwikkeling van de Smart City Hub al meekijken welke diensten in de toekomst voor hen relevant zijn. Voor The Green Village dient de samenwerking met Eneco en haar partners als eerste ‘proof of concept’ op het gebied van ‘smart outdoor’-oplossingen.

Slimme combinaties van diensten en infrastructuur

Door samen te werken met bedrijven, kennisinstellingen, gemeenten en inwoners van steden is het mogelijk kleine pilots om te zetten in grootschalige smart city-oplossingen.  Jan van de Ven, manager Smart Outdoor Eneco: “Steden kunnen alleen slim worden als er veel voor bewoners waardevolle toepassingen worden bedacht. Samen met partners creëren we een ecosysteem van bedrijven en studenten waarmee we de ontwikkeling van slimme toepassingen stimuleren en de ontwikkeling van slimme steden versnellen. De slimme combinaties van diensten en infrastructuur dragen direct bij aan gemeentelijke doelen en het oplossen van stedelijke problemen.”

Interesse?

Geïnteresseerde partijen met ideeën voor diensten op basis van de Smart City Hubs zijn van harte welkom om deel te nemen aan de proof of concept op The Green Village. Neem contact op met Vincent Ilmer, Business Developer Eneco via vincent.ilmer@eneco.com.

Publieke investeringen in energieonderzoek weer op niveau

Gepubliceerd op

duurzame energieIn 2015 investeerde de Rijksoverheid €181 miljoen in energieonderzoek en demonstratie. Een totale stijging van 18% ten opzichte van 2014. Hiermee zijn de publieke investeringen weer terug op het gemiddelde niveau van de periode 2011- 2013. Dit staat in de jaarlijkse ‘Monitor publiek gefinancierd energieonderzoek’ van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Deze monitor laat zien hoeveel geld er naar de verschillende typen onderzoek gaat en naar welke energiethema’s.

Meer dan de helft (54%) van de publieke middelen was voor het energieonderzoek naar de productie van duurzame energie. Dit komt vooral door de Hernieuwbare energieregeling. Ruim een kwart ging naar onderzoek voor energiebesparing. Dit is vrijwel gelijk aan de afgelopen jaren. 9% ging naar onderzoek voor de inzet van aardgas als schone fossiele energiebron. Deze stijging is vooral terug te voeren op activiteiten in het TKI Gas (Topsector Energie), dat zich richt op de ontwikkeling van LNG toepassingen, verhoogde gaswinning en CO2-opslag. Er ging geen geld naar onderzoek naar kolen of andere fossiele brandstoffen in 2015.

 

[related_post themes=”text”]

 

Nederlandse bouw- en installatie sector moet slimmer en beter bouwen

Gepubliceerd op

Slim Bouwen InstEen veel gehoord credo is ´smarter, faster, cheaper, better’. Maar hoe kijkt de Nederlandse bouw- en installatiesector zelf aan tegen deze ontwikkelingen? De sector is van mening dat Nederland met name slimmer en beter moet bouwen. De focus ligt minder bij sneller en goedkoper. Met name de architecten en handelaren zijn groot voorstander van deze ontwikkelingen. Dit blijkt uit onderzoek van USP Marketing Consultancy onder 700 bouwprofessionals.

Er zijn diverse managementboeken verschenen met daarin enkele of alle van de volgende steekwoorden: smarter, faster, cheaper en better. Om te kijken in hoeverre dit ook van toepassing is op de Nederlandse bouwen installatiesector heeft USP onderzocht in hoeverre de sector zelf van mening is dat er de komende jaren slimmer, sneller, goedkoper en een betere kwaliteit gebouwd moet worden. Het blijkt dat alle marktpartijen unaniem van mening zijn dat er vooral slimmer en beter gebouwd moet worden. Bij alle marktpartijen, met uitzondering van afbouwers, staat slimmer op de eerste positie, gevolgd door betere kwaliteit. Sneller en goedkoper bouwen zijn minder belangrijk.

Hoewel de aspecten los van elkaar gevraagd zijn, hoeven ze elkaar uiteraard niet uit te sluiten. Integendeel ze kunnen elkaar zelfs versterken. Als er bijvoorbeeld slimmer gebouwd gaat worden, dan kan er ook al in de ontwerpfase gekeken worden hoe het project eventueel goedkoper gerealiseerd kan worden. Een andere ontwikkeling die natuurlijk effect heeft op deze aspecten is die van prefabricage / modulair bouwen. Als er meer in ‘fabrieken’ onder geconditioneerde omstandigheden geproduceerd wordt, worden veel negatieve effecten uitgesloten of in ieder geval geminimaliseerd.

Te denken valt aan faalkosten, transportkosten, wachttijden en dergelijke. Desalniettemin kunnen veel onderdelen van een gebouw ‘slimmer’ gerealiseerd worden, maar vooralsnog komt er zeker nog mensenwerk bij kijken. In een volgend artikel zullen een aantal trends en ontwikkelingen onder de loep worden genomen: gebruik 3D-printers, technologie in de bouw, prestatiecontracten en monteren in plaats van bouwen.

[related_post themes=”text”]

Lichte daling orderportefeuille bouw

Gepubliceerd op

airco-installateur-werk-300x225 ConjunctuurmetingDe totale werkvoorraad in de bouw is in juni met één tiende maand afgenomen naar 8,1 maanden. Tegenover een daling van de werkvoorraad in de burgerlijke en utiliteitsbouw stond een stijging van de werkvoorraad in de grond-, water- en wegenbouw.

De totale orderportefeuille nam in de burgerlijke en utiliteitsbouw met drie tiende maand af tot 8,9 maanden. Nadat deze een maand eerder met vijf tiende maand was toegenomen, nam de werkvoorraad in de woningbouw met vier tiende maand af tot 8,9 maanden. De orderportefeuille van de utiliteitsbouw is in juni met één tiende maand afgenomen tot eveneens 8,9 maanden.

De werkvoorraad in de grond-, water- en wegenbouw is toegenomen met vier tiende maand naar 6,0 maanden. De werkvoorraad in de wegenbouw nam met vier tiende maand toe tot 5,6 maanden. De orderportefeuille in de grond- en waterbouw nam in juni met drie tiende maand toe tot 6,4 maanden, na een afname van twee tiende maand in de voorgaande maand.

Van de bouwbedrijven geeft in juni een kwart aan stagnatie in onderhanden werk te ondervinden. Eén op de elf ondervindt stagnatie als gevolg van onvoldoende orders. Zeven op de tien bedrijven beoordeelt hun huidige orderpositie als normaal, terwijl bijna twee op de tien bedrijven deze als groot beoordeelt. Ongeveer twee op de drie bedrijven verwacht geen verandering van de personeelsbezetting. Van de overige bedrijven is het aandeel dat een toename van de personeelsbezetting verwacht vier keer zo groot als het aandeel dat een afname verwacht. Bijna één op de drie bedrijven verwacht dat de prijzen zullen toenemen. Vrijwel geen bedrijven verwachten een afname van de prijzen.

Dit blijkt uit de conjunctuurmeting in de bouwnijverheid van juni 2016 van het Economisch Instituut voor de Bouw. Deze meting wordt uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie. Aan de conjunctuurmeting verlenen ruim 400 hoofdaannemingsbedrijven met meer dan tien personeelsleden hun medewerking.

[related_post themes=”text”]

Slechte imago technische sector grootste bron van ergernis

Gepubliceerd op

loodgieterBijna een derde (31%) van de technische organisaties ervaart het slechte imago van hun sector als grootste bron van ergernis. Dit imago belemmert het vinden van geschikt personeel. De tweede grote ergernis, genoemd door 30 procent, is de benadering door commerciële acquisitiebureaus. Met name in de machinebouw is dit de grootste irritatiebron. Op plek nummer drie staat met 13 procent: vakmensen die zonder de benodigde kwalificaties op vacatures afkomen. De gegevens zijn afkomstig uit de ROVC TechBarometer, een onderzoek uitgevoerd onder 1.231 respondenten uit de technische branche. Het rapport beoogt inzicht te geven in de markt-, HR- en opleidingstrends binnen de techniek.

John Huizing, algemeen directeur van ROVC: “Het is niet verrassend dat het slechte imago als grootste ergernis aangewezen wordt. Mensen hebben vaak nog een verkeerd beeld van het werk in de technische branche. Zo wordt gedacht dat het werk alleen voor mannen is en dat de techneut onder zware of vieze werkomstandigheden moet presteren. Velen laten zich hierdoor leiden in hun beroepskeuze en dat is volledig onterecht. Werkzaam zijn in de techniek is juist leuk. Niet alleen omdat het afwisselend werk is waar om veel om creativiteit wordt gevraagd. Maar ook omdat de sector continu in ontwikkeling is en technici kunnen blijven leren. De branche is bovendien één van de belangrijkste motoren achter de Nederlandse economie. Werken in de techniek biedt een goed toekomstperspectief voor een mooie carrière.”

De eerste editie van de ROVC TechBarometer is gratis aan te vragen via: www.rovc.nl/techbarometer.

IZ-columnist promoveert in de installatietechniek

Gepubliceerd op

Promotie Atze BoerstraOp 8 september, om 14.00 uur, zal onze columnist ir. Atze Boerstra promoveren aan de TU Eindhoven. En wel op het onderwerp ‘persoonlijke beïnvloeding van het binnenklimaat in kantoren’. De plechtigheid zal plaatsvinden in het auditorium van de TU in aanwezigheid van onder  andere de promotoren Prof. Jan Hensen  (TU/e) en Prof. Bjarne Olesen uit Denemarken.

[related_post themes=”text”]

Adviseur organiseert kennisbijeenkomsten

Gepubliceerd op

Merosch Open SourceWillen we stappen vooruit maken in het verduurzamen van de gebouwde omgeving, dan moeten we beter, goedkoper en sneller beschikken over de kennis die elders is opgedaan. Bij Merosch delen we onze kennis onder andere door al onze rapporten via internet beschikbaar te stellen (bij goedkeuring van de opdrachtgever). Daarnaast volgen en monitoren we nadrukkelijk projecten na oplevering en tijdens de exploitatiefase.

Een andere tool is Merosch Open Source. Merosch Open Source is een bijeenkomst waar kennis gedeeld wordt voor een gerichte doelgroep over een specifiek thema. Enkele voorbeelden van thema’s zijn:De regie voor energieleverende wijken; Frisse en energieneutrale scholen;

Nul-op-de-meter renovaties; Energieopslag, batterijen en de salderingsregeling.

Merosch of één van haar relaties draagt een onderwerp aan. Merosch stuurt de uitnodigingen rond aan een gerichte doelgroep (bijvoorbeeld: gemeenten, schoolbesturen, projectontwikkelaars, architecten, woningcorporaties) en faciliteert de bijeenkomst. Bij minimaal 10 aanmeldingen gaat de sessie door (het maximaal aantal personen is 20).

Van de deelnemers wordt verwacht dat ze eigen vragen en/of kennis inbrengen en bereid zijn dit te delen. De Merosch Open Source Sessies starten om 13:30 en zijn om uiterlijk 16:30 afgelopen. De locatie is bij Merosch op kantoor of bij een van de deelnemers. Wij zorgen voor de regie en voor een interactief programma met een hoge informatiedichtheid. De inleiding wordt verzorgd door Merosch. Aan de deelnemers wordt gevraagd een actieve bijdrage te leveren in een korte presentatie c.q. vraagstelling.

 

Heb je een onderwerp of wil je weten welke Merosch Open Source sessie de komende periode is ingepland? Neem dan contact op met Esther Wagensveld. De eerst volgende Merosch Open Source is in september. Het onderwerp is: ‘De regie voor energieleverende wijken’. Voor meer informatie:  www.merosch.nl .

 

[related_post themes=”text”]

Aantal ongevallen in de bouw sterk toegenomen

Gepubliceerd op

plumberIn vergelijking met het eerste half jaar in 2015 is het aantal ernstige ongevallen in de eerste helft van 2016 met 14 % toegenomen en het aantal dodelijke ongevallen met 56 %. Het aantal in onderzoek genomen klachten en signalen is 16% hoger.  Dat meldt de Inspectie SZW. Zowel het aantal ernstige ongevallen (42%) als het aantal dodelijke ongevallen (50%)  in de bouw heeft plaatsgevonden binnen de algemene burgerlijke en utiliteitsbouw. Daarna zijn de subsectoren binnen de bouw met de meeste ongevallen het grondverzet, de elektrotechnische bouwinstallatie, het slopen, de loodgieters en het schilderen, met 4-7% van de ernstige ongevallen en 10-20% van de dodelijke ongevallen in de bouw.  De bouw behoort daardoor tot de tot de top drie van de gevaarlijkste bedrijfstakken.

De weken voor de vakantie zijn een gevaarlijke periode waar extra aandacht voor de veiligheid nodig is, zeker nu het aantal ongevallen oploopt. Er is weliswaar geen officiële bouwvakvakantie meer, maar op veel bouwlocaties wordt het werk nog net even afgerond of wordt er extra hard gewerkt voordat het werk een aantal weken stil ligt. Dat geldt ook voor een aantal productiebedrijven. De Inspectie SZW roept werkgevers daarom op nu extra aandacht te besteden aan de veiligheid.

In de sectoren waar de crisis de grootste gevolgen had voor de productie, zoals de bouw, is nu bij het stijgen van de productie ook de toename van ongevallen te zien. Dat de bouwproductie is toegenomen zien we ook aan het aantal meldingen dat bij de Inspectie SZW is binnengekomen. Het aantal bouwprocesmeldingen (start bouwwerkzaamheden) is met 10% en het aantal meldingen van asbestsaneringen met 16% toegenomen in het eerste helft van 2016 ten opzichte van de vergelijkbare periode in 2015.

De meeste bouwvakkers komen in het ziekenhuis terecht, krijgen blijvend letsel of gaan dood door drie oorzaken:  bij meer dan de helft van de ongevallen is de oorzaak het vallen van hoogte of gelijke hoogte (struikelen), bijna een kwart wordt getroffen door voorwerpen, producten of andere onderdelen en 15% krijgt een ernstig ongeval door contact met machines, gereedschap en voertuigen op de bouwplaats. Extra aandacht is dus vooral nodig als het gaat om valbeveiliging en juist gebruik van steigers en trappen, het voorkomen dat er voorwerpen en bijvoorbeeld onderdelen die van steigers afvallen en machineveiligheid.

Van alle ongevallen die de Inspectie onderzoekt, blijkt dat bij een kwart van de ongevallen dat geen invulling was gegeven aan het direct toezicht op de werkvloer. Het is daarom van belang dat de direct leidinggevenden, zoals de uitvoerder, bouwvakkers de bouwvakker aanspreekt op zijn gedrag als ze bijvoorbeeld hun helm niet dragen of de beschermingskap van een machine afhalen omdat dat makkelijker werkt. Of dingen laten slingeren of een gat in de vloer niet goed afdichten, waardoor anderen struikelen of vallen.

“Schaalvergroting en bouwplaatsen die veranderen in een conglomeraat van leidinggevenden, werknemers, uitzendkrachten en zzp’ers, vergroten de kans op ongevallen. Op een bouwplaats wordt naast Nederlands ook veel talen gesproken zoals Pools, Roemeens en Engels. Daardoor ontstaan misverstanden in de communicatie. We zien op de bouwplaatsen dat er steeds meer bouwvakkers rondlopen waarvoor niet duidelijk is geregeld wie er voor hun veiligheid verantwoordelijk is. Ook ontbreken goede samenwerkingafspraken tussen de partijen.”, aldus Marga Zuurbier, directeur Arbeidsomstandigheden van de Inspectie SZW.

De opdrachtgever van een bouwproject heeft ook een belangrijke rol bij het zorgen dat er veilig wordt gewerkt. Zo is het van groot belang dat een  veiligheids- en gezondsheidplan wordt opgesteld waarin de afspraken staan die zorgen dat er veilig en gezond gewerkt wordt.

Tevens is van belang dat de bouwlocatie groot genoeg is om er veilig te werken. Om ervoor te zorgen dat opdrachtgevers een goed plan maken en de samenwerking goed regelen zijn recent de bouwprocesbepalingen voor opdrachtgevers aangescherpt door minister Asscher. Deze maand start de internetconsultatie over deze nieuwe aangescherpte regels.

[related_post themes=”text”]

Hoe efficiënt zijn zonnepanelen op de lange termijn?

Gepubliceerd op

DCIM100MEDIADJI_0002.JPG

Het online informatieplatform over zonnepanelen Fritts introduceert een review-methode om zonnepanelen te testen. Deze review beoordeelt zonnepanelen op dertig punten met een focus op de lange termijn. “De meeste testen die nu beschikbaar zijn, beoordelen zonnepanelen op basis van hun vermogen en opbrengst”, leggen de initiatiefnemers uit. “Dergelijke testen resulteren in ranglijsten van zonnepaneelmerken, die bovendien veelal gebaseerd zijn op testperiodes van slechts twee à drie jaar. Deze factoren zijn te kort door de bocht om hier een advies op te baseren. Voor de lange termijn is het belangrijk degeneratie – hoezeer en hoe snel neemt het vermogen en dus de opbrengst af? – en de bouwkwaliteit mee te nemen in de test. Daarnaast zeggen huidige testen niets over service en onderhoud, terwijl ook dit een cruciaal onderdeel is voor het rendement bij de consument van zonnepanelen op de lange termijn.”

De Fritts Review-methode meet alle componenten die van invloed zijn op de prestaties en levensduur van zonnepanelen. Denk daarbij aan: welke componenten worden er gebruikt? Welk bedrijf maakt de zonnepanelen en hoe ziet de toekomst van dat bedrijf eruit? Waar moet je als consument zijn voor garanties? Op deze manier wil Fritts een compleet beeld creëren van alle zonnepanelen op de markt. Op basis daarvan kan de consument zelf de voor hem juiste keuze maken.

Fritts biedt een aankoophulp en verschillende services aan die voor gebruikers van zonnepanelen belangrijk zijn en hen helpen een goed zonnesysteem te kiezen dat past bij hun specifieke situatie, aldus de website. De aankoophulp wordt geboden door de Fritts Assistent, die namens de consument het aankooptraject van diens investering voor zijn rekening neemt. Gedurende dit traject worden de technische complexiteit rondom de aanschaf van een zonnesysteem en de te nemen stappen in het aankoopproces vereenvoudigd aan de klant toegelicht in een doorlopend persoonlijk contact. Voor consumenten die hun investeringstraject zelf stap voor stap willen doorlopen is er Fritts Online, die hen online van het juiste advies voorziet. Fritts genereert  inkomsten uit een vergoeding die de consument betaalt voor het persoonlijke of online advies, waardoor het platform geheel leveranciersonafhankelijk is. De prijs voor de services is afhankelijk van de modulekeuze van de consument.

Lex Schiebaan, mede- oprichter van Fritts.nl, was in november vorig jaar te gast bij het consumententv-programma Radar, waar hij de gevaren en risico’s voor consumenten bij de aanschaf van zonnepanelen uiteenzette. Over de Fritts Review-methode zegt hij: “Het liefst zien we bij Fritts dat we allemaal teruggaan naar de zon, de bron van gratis energie. Gelukkig is er onder consumenten steeds meer interesse voor zonnepanelen. Maar het is nu niet bepaald een zak aardappelen die je koopt – het gaat om een flinke investering. Wij willen consumenten dan ook helpen de juiste en verantwoorde keuze te maken.”

[related_post themes=”text”]

Vernieuwd bestuur KIEN wil plannen concreet maken

Gepubliceerd op

Door nieuwe leden te verwelkomen met een bewezen staat van dienst op gebied van innovatie, wil Stichting KIEN eraan bijdragen dat concepten vanuit wetenschap en praktijk niet alleen tastbaar, maar ook toepasbaar zijn. De stichting zet zich in voor innovatie-onderzoek en projecten die relevant zijn voor de e-installateur. Plannen voor 0-energie en langer zelfstandig thuis wonen zullen nu concreet worden gemaakt. “De komende tijd gaat het bestuur extra stappen zetten om het gedachtengoed van KIEN meer duurzaam te maken”, zegt de nieuwe voorzitter Sven Asijee, die tevens verantwoordelijk is voor de portefeuille Innovatieontwikkeling. “Mijn nauwe betrokkenheid bij de stichting maakt dat ik al een sterke relatie heb opgebouwd met de initiatieven die ervoor zorgen dat de installatiebranche een stap vooruit wordt geholpen. Met name technische innovaties van de Technische Universiteit Eindhoven hopen we zo snel mogelijk te valideren en te kanaliseren om mee te nemen in de praktijk.”

Masi Mohammadi, lector bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) en professor aan de TU Eindhoven, is ook toegetreden als bestuurslid. Zij is daarnaast commissaris van verschillende instellingen in de bouwsector. Mohammadi ontwikkelde eerder onder andere het concept voor de empathische woonomgeving, een initiatief dat nog een stap verder gaat dan de slimme woonomgeving en rekening houdt met het gedrag en de wensen van de gebruiker. “Naast mijn theoretische expertise heb ik afgelopen jaren veel kennis uit de praktijk opgedaan. Beide hoop ik te combineren tot initiatieven voor KIEN die noviteit met zich meedragen. Ik werk graag op het snijvlak van het genereren van kennis en de realisatie van de kennis. Vanuit mijn specialisatie op gebied van technologie en bouwkunde hoop ik ook input te kunnen geven aan ideeën hoe de bouwsector en installatiebranche met elkaar samen kunnen werken”, aldus Mohammadi.

Bas Kuypers is reeds drie jaar voorzitter van de Commissie Innovatie bij Uneto-VNI en houdt zich verder bezig met business development. “Mijn hart klopt sneller als ik vanuit dit werk naar innovatie in de branche kan kijken en een beeld vorm over hoe de branche er in de toekomst uitziet.” Bij KIEN kijkt Kuypers met name uit naar het aanjagen van greenfield innovaties. “Het is mooi om te zien dat de stichting daar stelling in durft te nemen en er middelen beschikbaar voor kan stellen. KIEN zit dicht op de wetenschappelijke instellingen en maakt mooie praktische koppelingen vanuit theoretische innovaties. Ik zie het als een uitdaging om te onderzoeken hoe KIEN en Uneto-VNI elkaar goed kunnen aanvullen in het belang van de installateur.”

Stichting Knooppunt Innovatie Elektrotechniek Nederland (KIEN) is in 2011 opgericht om innovatie in de elektrotechniek te stimuleren. KIEN is een knooppunt waar kennis, ervaring en onderzoek samenkomen. Samen met overheden, bedrijven, instellingen, netwerkorganisaties en gebruikers onderzoekt de Stichting innovatieve oplossingen voor maatschappelijke thema’s waarmee e-installateurs aan de slag kunnen. Meer informatie kunt u vinden op de website van Stichting KIEN, www.stichtingkien.nl of volg KIEN op twitter @stichtingkien.

[related_post themes=”text”]

Kwart van alle bewoners heeft last van vocht en onvoldoende frisse lucht in woning

Gepubliceerd op

FAMILYBewoners van huizen met een slecht binnenklimaat hebben meer last van gezondheidsproblemen zoals concentratiestoornissen, griepverschijnselen en vermoeidheid. Nederlanders ervaren vooral hinder van vocht en onvoldoende frisse lucht in hun woning, hebben regelmatig last van keel en neus en ervaren hun eigen gezondheid als ondermaats. Dit blijkt uit een grootschalig Europees bewonersonderzoek van de Duitse Humboldt Universiteit in opdracht van de Velux Groep. Volgens Velux besteden wij in Nederland bij renovatie en nieuwbouw onvoldoende aandacht aan binnenklimaat. Politiek en de bouwsector moeten meer samenwerken om de gezondheid van bewoners te verbeteren en productiviteitsverlies tegen te gaan.
De Healthy Homes Barometer is een bewonersonderzoek onder 14.000 Europeanen naar de gezondheidseffecten van het binnenklimaat van woningen. Uit het onderzoek blijkt dat 27 procent van alle Nederlanders zijn/haar eigen gezondheid onder ‘gemiddeld’ beschouwt. Maar liefst 49 procent heeft last van verminderde energie en lusteloosheid. Ook heeft 66 procent van de Nederlanders regelmatig last van een zere keel of loopneus. Deze klachten zijn mede te wijten aan een slecht binnenklimaat van woningen en gebouwen, veroorzaakt door onvoldoende natuurlijke ventilatie en natuurlijk daglicht.
Philomena Bluyssen, professor ‘indoor environment’ aan de TU Delft: “In de westerse wereld leven we circa 90 procent van onze tijd binnen, zoals op school, werk en thuis. Velen realiseren zich niet dat er nogal wat ziekten en aandoeningen worden veroorzaakt door binnen verblijf, waardoor dit onderwerp onvoldoende aandacht krijgt van zowel de politiek als maatschappij.”
Om het binnenklimaat van woningen te verbeteren, moet volgens de onderzoekers gelet worden op een vijftal factoren: goede slaapomstandigheden, voldoende natuurlijk licht, frisse lucht, comfortabele binnentemperatuur en een gezonde vochtigheidsgraad. In Nederland is vooral vocht (22 procent) en onvoldoende frisse lucht (24 procent) een probleem. Dat zorgt er mede voor dat 66 procent van alle Nederlanders geen goede slaapomstandigheden heeft. Hierdoor zijn mensen minder productief en gaan vaker naar de dokter. Wanneer Nederlanders meer aandacht zouden besteden aan het verbeteren van het binnenklimaat in hun slaapkamer verkleinen ze het risico op vermoeidheid en een futloos gevoel met circa 50 procent.
Volgens Michel Sombroek, algemeen directeur van Velux Nederland toont dit onderzoek aan dat de politiek en de (woning)bouwsector meer moeten samenwerken om gebouwen en woningen gezonder en leefbaarder te maken. “De komende decennia moet een groot aantal woningen en gebouwen worden verduurzaamd om de uitstoot van CO2 te verminderen. Bestaande bouwregelgeving is daarom vooral gericht op energiebesparing en daarbij zijn maatregelen voor een gezond en comfortabel binnenklimaat ondergeschikt. Nu is dan ook het moment om wetgeving aan te passen zodat er ruimte komt voor een integrale aanpak waarbij woningen en gebouwen zowel energiezuinig, milieuvriendelijk als gezond en comfortabel worden gemaakt”.
De resultaten van de Healthy Homes Barometer 2016 worden gepresenteerd tijdens de Healthy Buildings Day in Brussel. Een internationaal congres georganiseerd door de Velux Groep voor beleidsmakers, politici, wetenschappers en industrie. Tijdens dit congres wordt uitgebreid aandacht besteed aan het belang van een gezond binnenklimaat in gebouwen en besproken hoe dit thema hoger op de politieke en maatschappelijke agenda kan worden gezet.

DWA gaat luchtkwaliteit van 355 Amsterdamse scholen monitoren

Gepubliceerd op

dwaDWA heeft eind 2015 in Amsterdam een onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteitsklasse van alle scholen. In totaal zijn 355 scholen onderzocht. Door inspecteurs van DWA is de theoretische luchtkwaliteitsklasse per school op basis van visuele opnamen vastgesteld. Dit voorjaar vervolgt DWA het onderzoek met het in beeld brengen van de luchtkwaliteitsklasse van deze scholen op basis van daadwerkelijke monitoringgegevens. In een periode van zes weken tijd wordt de monitoring uitgevoerd. De gemeente Amsterdam kan vervolgens aan de hand van deze inzichten bepalen welke scholen als eerste aangepakt zullen worden.

Amsterdam investeert via de Gezonde Scholen-aanpak in gezondere scholen. De komende drie jaar worden 90 scholen aangepakt. DWA heeft in 2014 al de eerste tien scholen op basis van prestatiecontractering verbeterd.

Meer info: www.dwa.nl/pilotamsterdamzuid

‘Klant betaalt het liefst cash voor duurzame maatregelen’

Gepubliceerd op

nbheaderEnergie coöperatie ZummerePower presenteerde recentelijk de resultaten van een onderzoek naar energiebesparing. Een conclusie was op z’n zachtst gezegd opmerkelijk. Uit de interviews met respondenten kwam naar voren dat de grote meerderheid het liefst maatregelen wil financieren door contant te betalen. Voor lenen was slechts een kleine groep te porren. De ervaren verkoper en adviseur Gerard Kolkman van installatiebedrijf WKZ zet grote vraagtekens bij deze uitkomst. “Ik draai nu al 30 jaar mee en heb nog nooit een klant meegemaakt die cash wilde afrekenen.”
ZummerePower voerde het onderzoek uit om te achterhalen welke motieven mensen hebben om wel of niet bezig te zijn met energiebesparing. Financiële voordelen en zorg om het milieu kwamen als belangrijkste redenen uit de bus. Verder maakte het onderzoek duidelijk dat het energielabel weinig bekendheid geniet en de kennis erover beperkt is. Ook weet niet iedereen wat de belangrijkste veroorzakers zijn van gas- en elektriciteitsgebruik. Maar de meest opvallende conclusie was zonder meer de voorkeur van de respondenten om cash af te rekenen voor duurzame maatregelen.

Verbaasd
Installateur WKZ telt 35 werknemers die opereren vanuit vestigingen in Amsterdam en Apeldoorn. Het bedrijf timmert al jaren aan de weg als ‘duurzame installateur’ en met succes. Zo vinden PV-panelen, warmtepompen en waterbesparende douchekoppen gretig aftrek. Als verkoper en adviseur komt Gerard Kolkman regelmatig bij klanten over de vloer. Hij heeft nog nooit meegemaakt dat klanten contant willen afrekenen voor duurzame maatregelen. “En ik draai al 30 jaar mee. Klanten kunnen wel heel enthousiast reageren na het eerste gesprek en vragen of ze bijvoorbeeld direct een waterbesparende douchekop mogen afnemen. De facturering volgt dan later.”

Laconiek
De realiteit ziet er dus beduidend anders uit dan het onderzoek van ZummerePower ons wil laten geloven, volgens Kolkman. “Kijk, Kamp heeft niet voor niets 70 miljoen in een subsidiepot gestopt en banken moeten kansen ruiken, als ze klanten proberen te lokken met lage rentes voor duurzaamheidsinvesteringen. Er is een markt om te lenen en mensen maken daar volop gebruik van.” Kolkman kan dan ook weinig waarde hechten aan het onderzoek. Hij is er laconiek over. “Ach, al die onderzoeken; de ene keer is pindakaas gevaarlijk voor je, de volgende week mag je het weer eten. Wij zetten als bedrijf gewoon onze eigen koers uit, dat pakt veel beter uit.”

Zo’n 59% van alle gekeurde woningen in de pilot ‘Veilige Gezonde Woning’ voldoet niet aan de keuringseisen. Dat is alarmerend omdat de bewoners van woningen met dit soort gebreken in veel gevallen grote veiligheids- en gezondheidsrisico’s lopen. De gemeente en Uneto-VNI trekken gezamenlijk de conclusie dat een periodieke, vierjaarlijkse APK voor woninginstallaties wenselijk is. Uiteraard is dat primair een verantwoordelijkheid van de eigenaar, maar het bewustzijn bij de eigenaar over de risico’s die hij – of eventuele huurders – loopt, blijkt in de praktijk zeer beperkt. Om die reden is er een vandaag een brief naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin pleiten wethouder Wonen Paulus Jansen en Titia Siertsema, voorzitter van Uneto-VNI om de conclusies van de Utrechtse pilot te betrekken bij de parlementaire behandeling van het rapport ‘Koolmonoxide – onderschat en onbegrepen gevaar’ van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid.

Pilot ‘Veilige Gezonde Woning’
Tijdens de pilot ‘Veilige Gezonde Woning’ werden van juni tot en met november 2015 installatiechecks uitgevoerd in woningen in de vooroorlogse buurten Tuinwijk en Majellapark/Nieuw Engeland. Hiermee willen de gemeente Utrecht en Uneto-VNI incidenten met ondeugdelijke elektra-, gas- en leidingwaterinstallaties tegengaan. Utrecht investeerde als eerste gemeente in Nederland in een dergelijke pilot.

Bij 160 woningen in de pilotbuurten werden de elektra-, gas- en leidingwaterinstallaties gratis gekeurd door erkende installateurs. De meeste gebreken werden in de elektrische installatie geconstateerd. Zoals een niet op orde zijnde aardlek, (te)veel belasting per groep en slechte en/of onjuiste bedrading. Gebreken die vooral veroorzaakt zijn door fouten bij de installatie, gedrag en hobbyisme. Bij de gasinstallatie betroffen de gebreken vooral verroeste gasleidingen (18%). Van alle cv-ketels voldoet 29% niet aan de keuringseisen. 47% van de woningen heeft een cv-ketel van minimaal tien jaar oud. Zes op de tien cv-ketels wordt periodiek en volgens wettelijke eisen gecontroleerd. In 5% van de gekeurde woningen zijn de waarden van koolstofmonoxide in de verbrandingsgassen niet in orde.

Veilig gevoel na keuring
Uit een enquête onder de deelnemers van de pilot ‘Veilige Gezonde Woning’ blijkt dat 74% van de woningeigenaren zich na de keuring veiliger voelt. Van de gevonden gebreken is 28% hersteld, 70% van de woningeigenaren is van plan om de gebreken nog te (laten) herstellen. 38% van de geënquêteerde woningeigenaren wil de keuring in de toekomst herhalen.

Regelmatige controle installaties noodzakelijk
De gemeente en Uneto-VNI constateren in de eindrapportage van de pilot dat de staat van veel installaties een risico vormt voor de bewoners en hun omgeving. Als dit in Utrecht problemen oplevert, dan geldt dit ook voor andere steden. Dat controle op installaties noodzakelijk is, wordt bevestigd door de conclusies uit het rapport van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid van eind 2015. Deze stelt dat verschillende kwaliteitslabels te weinig garantie bieden voor daadwerkelijk professionele aanleg en veilig onderhoud.

Risicogroepen
Voor de pilot ‘Veilige Gezonde Woning’ hebben eigenaren zich bewust aangemeld. Bij de keuringen van deze installaties kwamen zoveel gebreken boven dat er zorgen zijn over de staat van onderhoud van installaties van ‘minder bewuste’ eigenaren en particuliere verhuurders. Utrecht bekijkt de mogelijkheden om bij inspecties van risicopanden standaard een APK van de woninginstallaties uit te voeren. Bijvoorbeeld bij studentenhuizen op de particuliere verhuurmarkt.

Het rapport met de keuringsresultaten en een enquête naar de ervaringen van de deelnemers aan de pilot vindt u op: www.utrecht.nl/veiligwonen.

Tortelduiven douchen graag samen

Gepubliceerd op

Met Valentijnsdag in het vooruitzicht, heeft badkamerspecialist Hansgrohe onderzoek laten doen naar de gewoontes van de Nederlanders in hun badkamer. Wat blijkt: maar liefst 50% van de Nederlanders verdubbelt graag zijn of haar doucheplezier door de douche samen te delen met hun partner. Ruim 64% van de liefdeskoppels gebruikt de douche voor een romantisch samenzijn, waar 20% van de singles doucht met een nieuwe partner en de ander het hof maakt tijdens het wassen. Koppels die niet samenwonen genieten meer van dit plezier (71%) dan koppels die samenwonen (61%). De enquête toont ook aan dat meer dan twee derde van de 25-35 jarigen vaker doucht met iemand anders (67%), terwijl slechts 32% van de 45-55 jarigen hier ook zin in heeft.

De respondenten geven ook aan dat – als het gaat om het uitkiezen van de juiste douche – de grootte er wel degelijk toe doet. Meer dan de helft van de Nederlanders (55%) verlangt naar iets groters; echter gaat het twee derde van de mensen dan om meer ruimte in de douche voor hun flesjes douchegel en shampoo en niet om ruimte voor gezelschap.

Tevens tonen de enquêteresultaten hoe douchegewoontes verschillen tussen de sexes en afhangen van de relatiestatus. Koppels die samenleven gebruiken de badkamer graag als ruimte voor ontspanning: een plek waar zij in hun eentje kunnen relaxen (33%). Een reden die weinig wordt gegeven door koppels die niet samenwonen (31%). Mannen zoeken vaker een moment voor zichzelf in de douche: 29% van hen zegt dat zij daar hun toevlucht tot rust en stilte zoeken. Van de vrouwen bevestigt slechts 24% dit. 32% van de vrouwen vindt het niet vervelend om de badkamer te delen, bij mannen is dit percentage 27%. Ook opvallend: qua douchevoorkeuren geeft een significante groep mannen aan dat zij een koude douche prefereren, ten opzichte van slechts 1% van de vrouwen. De meeste Nederlanders (59%) geven aan dat douchen hen helpt om te ontspannen.

Het stereotypebeeld van de preutse Nederlander verdwijnt ook als er gekeken wordt naar het delen van zowel de badkamer als de douche. 35% van de Nederlanders zegt dat ze tijdens het douchen niet alleen in de badkamer zijn, slechts 5% wijt dit aan het typische (ochtend)spitsuur in de badkamer. Dit geldt laatste geldt zelfs voor 50% van de koppels die samenwonen.

Voor meer informatie: www.hansgrohe.nl

Het energiegebruik van huishoudens daalt door energiebesparende maatregelen, maar door de lagere energienota gaan consumenten ook weer meer energie gebruiken. Het effect van besparingen wordt zo gemiddeld voor ruwweg een derde tenietgedaan. Die conclusie trekt econoom Erdal Aydin in zijn proefschrift dat hij 13 januari aan Tilburg University zal verdedigen. Aydin kwam tot die conclusie op grond van uitvoerig kwantitatief onderzoek naar de effecten van twee belangrijke energiebesparende maatregelen: het verplichte energielabel voor huishoudelijke apparaten en de strengere isolatievoorschriften voor nieuwbouwwoningen. Hij analyseerde gegevens uit dertien EU-landen over een periode van drie decennia.
Rebound-effect
Energiebesparende maatregelen zijn niet altijd zo effectief als van tevoren bedacht wordt, zo blijkt in de praktijk. Consumenten wisselen niet zonder meer oude technologie in voor nieuwe technologie. Zo kiezen consumenten nog geregeld voor goedkope apparaten die energie slurpen, ten koste van zuinige apparaten die weliswaar iets duurder zijn in de aanschaf, maar (veel) goedkoper in het gebruik. Bovendien kan hun consumptiegedrag door de kenmerken van de nieuwe technologie ook veranderen. Onderzoek laat bijvoorbeeld zien dat in een beter geïsoleerd huis de verwarming vaak een graadje hoger gezet wordt. Het gegeven dat de vraag naar energie toeneemt als de energienota lager uitvalt, staat bekend als het rebound-effect. Hoe groot dat effect kan zijn, was tot nu toe nauwelijks onderzocht, in ieder geval niet op grote schaal.
Huurders
Aydin heeft ten eerste onderzocht óf energiebesparende maatregelen wel effect hebben. “Daarvoor maakten wij gebruik van gegevens over energiegebruik en energiebesparende maatregelen op de woningmarkt in Europa tussen 1980 en 2009. We konden op grond daarvan duidelijk vaststellen dat zowel de verplichte energielabels voor apparaten als de strengere bouwvoorschriften hebben geleid tot een lager energiegebruik.” Om vervolgens het rebound-effect te kunnen kwantificeren, maakte de econoom gebruik van gegevens van 563 duizend Nederlandse woningen en hun bewoners. Daaruit bleek dat gemiddeld een derde van de aanvankelijk gerealiseerde besparing tenietgedaan wordt. De verschillen tussen categorieën bewoners zijn echter behoorlijk. Aydin: “Huiseigenaren zijn zuiniger dan huurders. Huiseigenaren hebben een rebound-effect van 26,7 procent, huurders van 41,3 procent.”
Lage inkomens
Ook inkomensverschillen doen ertoe. “Het rebound-effect is bij lage inkomens groter dan bij hoge inkomens. Dit effect is bovendien groter bij huishoudens die om te beginnen al meer energie verbruikten dan gemiddeld.”
Aydins onderzoeksresultaten kunnen worden gebruikt om de effectiviteit te bepalen van het beleid dat gericht is op energiebesparing.
Erdal Aydin (Sivas, Turkije, 1982) verkreeg in 2007 zijn bachelordiploma in Industrial Engineering aan de Technische Universiteit van Istanbul. Aan dezelfde universiteit studeerde hij in 2009 af in een economische master. Aan Tilburg University rondde hij in 2011 zijn Research Master in Economics af, en aansluitend begon hij daar aan zijn PhD-traject. Momenteel werkt hij als onderzoeker aan Maastricht University.

investering in duurzaamheidBesparing op energiekosten is volgens Nederlanders dé belangrijkste reden om voor duurzaam (ver)bouwen te kiezen. Ze vinden dit een stuk belangrijker dan het milieu of een beter leefklimaat in huis.

Een kwart van de Nederlanders is bereid om meer te betalen voor duurzame oplossingen, zolang ze de investering kunnen terugverdienen op den duur. Dit blijkt uit de Klusmonitor, uitgevoerd door SAMR onder ruim duizend Nederlanders, in opdracht van Werkspot.nl, de website die vakman en klus bij elkaar brengt.

Een derde van de Nederlanders wil zijn huis graag duurzamer maken. Dit geldt met name voor bewoners uit Groningen en Drenthe. Groningers kiezen hierbij het meeste voor de opties dubbel glas en led-verlichting, terwijl Drenthenaren eerder kiezen voor zonnepanelen en het isoleren van hun huis.

Ongeveer een vijfde van de Nederlanders geeft aan dat zijn huis momenteel al duurzaam is. Vooral de woning van 55-plussers is duurzaam. In Utrecht, Flevoland en Friesland wonen relatief veel mensen met een duurzame woning. Van alle provincies heeft Zuid-Holland het minst behoefte aan duurzame oplossingen.

In de leeftijdscategorie 35 tot 54 jaar vindt men besparing op energiekosten zeer belangrijk. Dit geldt voor zowel mannen als vrouwen. Door de initiële hoge kosten kiest bijna een kwart van de Nederlanders niet voor duurzame oplossingen. Een kwart van de Nederlanders is wel bereid om voor duurzaamheid te kiezen als er sprake is van een terugverdientijd.

Voor meer informatie: https://www.werkspot.nl/media/323/duurzaamheid-onder-nederlanders

De nieuwbouw van woningen is de motor achter herstel in de gehele bouwketen. Het herstel in de utiliteitsbouw en de grond-, weg- en waterbouw (gww) is gematigder. Dit blijkt uit de Monitor Bouwketen najaar 2015. De orderportefeuille is in vergelijking met de conjunctuurmeting van een halfjaar geleden met gemiddeld een tiende maand toegenomen tot 6,1 maanden. Ondernemers zijn ook positief over de ontwikkeling van de omzet en het prijsniveau.  Het herstel vertaalt zich naar verwachting voor het eerst sinds lange tijd in een  groei van de werkgelegenheid.

Ieder halfjaar publiceren de BNA, Bouwend Nederland, NLingenieurs en Uneto-VNI de Monitor Bouwketen, die de actuele stand van zaken in de bouwkolom weergeeft. De voorgaande editie van de Monitor in mei liet al een voorzichtig herstel zien en nu blijkt dat de conjunctuur verder verbetert.   De orderportefeuille voor installatiebedrijven is met een tiende maand afgenomen. Per saldo wordt een omzetstijging verwacht. De werkgelegenheidsverwachting is ten opzichte van een half jaar geleden sterk verbeterd. Per saldo verwacht iets minder dan een op de drie installatiebedrijven een stijging van de tarieven. Per saldo is de omzetverwachting over de hele linie positiever dan een half jaar geleden.

Voor mee informatie: www.uneto-vni.nl

Dijfveren engineersVoor engineers stijgt voldoening in werk wanneer zij het gevoel hebben waarde te kunnen toevoegen aan het vakgebied. Verder vinden zij bewondering van collega’s belangrijker dan van naasten. Dat blijkt uit onderzoek van TNS NIPO onder hoogopgeleide professionals in opdracht van Yacht. Het onderzoek geeft zicht op factoren die hoogopgeleide professionals voldoening geven in werk.

Ton Hopmans, algemeen directeur Yacht: “In het algemeen geldt dat professionals het structureel toevoegen van waarde aan het bedrijf belangrijk vinden. Daarnaast zoeken zij voldoende uitdaging in werk. Opvallend is dat voor werknemers tevredenheid over de huidige positie, doorgroeimogelijkheden en salaris niet de belangrijkste drijfveren zijn in hun werk. Wat professionals belangrijk vinden, verschilt overigens per vakgebied. Zo speelt, in tegenstelling tot Engineers en Financials, het verschil kunnen maken voor het vakgebied voor IT’ers een minder belangrijke rol. Het onderzoek helpt werkgevers begrijpen wat professionals belangrijk vinden.”

Engineers willen impact realiseren op het vakgebied, zoals technische innovaties en productverbetering. Zij willen uitdagend werk doen en daarbij waarde kunnen toevoegen aan het vakgebied. Dat laatste is voor hen de voornaamste drijfveer in hun werk. 62% van de Engineers kan deze behoefte goed vervullen in de huidige functie. Tevens beschouwt een gelijk aantal Engineers (62%) de huidige baan als voldoende uitdagend. Dit betekent dat voor ruim een derde van deze groep veelgevraagde professionals verbetering mogelijk is.

Voor meer informatie: https://www.yacht.nl/over-yacht/pers/07-12-2015-engineer-wil-vooral-waarde-toevoegen-aan–vakgebied

Het overgrote deel van de leerkrachten vindt dat er in het basisonderwijs onvoldoende aandacht wordt besteed aan wetenschap & techniek. En dat terwijl 89% van de leerkrachten vindt dat onderwijs over wetenschap & techniek bijdraagt aan de talentontwikkeling van kinderen, en 85% meent dat het belangrijk is om kinderen hier al vroeg kennis mee te laten maken. Ze zijn dan ook blij met dit thema tijdens de Kinderboekenweek 2015.

Dit blijkt uit een recente peiling van TNS NIPO onder ruim 500 leerkrachten, in opdracht van TechniekTalent.nu. Naast belangrijk vindt ruim drie kwart van de ondervraagde leerkrachten les geven over wetenschap & techniek leuk, maar ook moeilijk.

Op 7 oktober begint de Kinderboekenweek 2015. Het thema van dit jaar is ‘Raar maar waar: natuur, wetenschap en techniek’. In de aanloop naar en tijdens de Kinderboekenweek besteden veel basisscholen extra aandacht aan wetenschap en techniek, veelal in de vorm van projectlessen. TechniekTalent liet TNS NIPO een peiling uitvoeren onder leerkrachten in het basisonderwijs.

De belangrijkste uitkomsten:

  • Slechts 16% van de leerkrachten meent dat er in het basisonderwijs voldoende aandacht wordt besteed aan de thema’s wetenschap & techniek.
  • 38% vindt wel dat dit het geval is op hun eigen basisschool.
  • Maar liefst 86% van de ondervraagde leerkrachten vindt techniek een belangrijk onderwerp voor leerlingen, en 90% vindt lesgeven over wetenschap & techniek nuttig.
  • 88% vindt een Kinderboekenweek die gewijd is aan wetenschap & techniek een goed initiatief.
  • 77 % van de leerkrachten vindt het ook leuk om in de klas aandacht te besteden aan techniek. Het aandeel leerkrachten dat dit ook makkelijk vindt, is beduidend kleiner: 25%. 63% vindt het spannend.
  • 46% vindt dat er op basisscholen onvoldoende kennis in huis is om lessen over wetenschap & techniek te geven.

Gelukkig wordt er de komende jaren veel aandacht besteed aan techniekonderwijs. Zo ondertekenden 60 partijen uit onderwijs, overheid en bedrijfsleven het TechniekPact, met daarin het voornemen om meer kinderen op school in contact te brengen met techniek. Ook stelt de PO-raad samen met de besturen van basisscholen een strategisch meerjarenplan op voor verankering van een integrale visie op wetenschap & technologie in het basisonderwijs.

De uitkomsten van de TNS NIPO-peiling sluiten ook goed aan bij de toekomstvisie voor het onderwijs zoals geformuleerd door Denktank#2032. Deze groep experts denkt na over de vraag hoe kinderen optimaal voorbereid kunnen worden op de toekomst, en wat nodig is om ze vaardigheden mee te geven die ze in staat stelt ‘levenslang te leren’.  Het kennismaken met wetenschap & techniek speelt hierbij een cruciale rol.

Chris van Bokkum van TechniekTalent: “De vraag naar ondersteuning bij het geven van goed wetenschap- en techniekonderwijs op scholen is groot: wij weten dat jongeren zich tussen hun 9 en 14 levensjaar beroepsbeelden vormen die naarmate zij ouder worden steeds vaster worden. Het is dus van belang om jongeren al op vroege leeftijd in aanraking te brengen met techniek zodat Techniek niet uitgesloten wordt in dit beroepsvormingsproces. Het is goed om te zien dat leerkrachten hier aandacht aan willen besteden en begrijpelijk dat zij  vaak niet weten op welke wijze dit verantwoord kan plaatsvinden. TechniekTalent.nu heeft op dit onderwerp veel expertise in huis en wil leerkrachten daar graag bij ondersteunen. Zo geven wij in de aanloop naar de Kinderboekenweek een ‘proefjesproof-workshop’ waaraan bijna 250 basisscholen meedoen.”

Voor meer informatie: www.techniektalent.nl

nbProfessionals hebben vaak een heel ander idee waarom consumenten al dan niet energiebesparende maatregelen nemen of een zeer energiezuinige nieuwe woning kopen. In veel gevallen zijn consumenten nauwelijks bekend met de mogelijkheden. Bovendien hebben ze veelvuldig behoefte aan heel andere informatie dan professionals denken. Dat blijkt uit een enquête-onderzoek van BPD over consumenten en energiebesparing.

Op de vraag waarom zij wel of geen energiebesparende maatregelen nemen, geven consumenten aan dat een lagere energierekening een belangrijke rol speelt; geld is dus de drijfveer. Verder zijn extra wooncomfort en zorg voor klimaat en milieu, vaker dan professionals denken, doorslaggevende argumenten. Maar misschien nog belangrijker dan dat zijn het vooral ook positieve verhalen van anderen die consumenten kunnen overhalen om te investeren, iets wat professionals vaak nauwelijks op het netvlies hebben. Zij vinden bijvoorbeeld subsidie- en financieringsmogelijkheden veel belangrijker. Dat blijkt uit de rondvraag onder 860 professionals van overheid, ingenieurs- en adviesbureaus, ontwikkelaars en bouwers.

Opvallend is dat veel consumenten vaak nog nooit hebben nagedacht over het nemen van energiebesparende maatregelen, laat staan de aankoop van een zeer energiezuinig huis. Het kost ze teveel tijd en moeite om dit allemaal uit te zoeken en op dat moment haken consumenten gemakkelijk af. Dat geldt voor welke besparingen er allemaal mogelijk zijn, hoe ze werken, wat ze kosten en wat ze opleveren. Ook is er te weinig bekend over extra financieringsmogelijkheden van bijvoorbeeld banken. Zo blijft voor veel consumenten onbekend of ze de investeringen ooit terugverdienen.

In de vastgoedsector en de bouw is lange tijd vóór de consument gedacht. De professional weet wat goed is voor de mens, waar behoefte aan bestaat en welke producten en diensten daar het beste bij aansluiten. Zo ook rondom het thema energiebesparing. Uit het nu verrichte onderzoek komt duidelijk naar voren dat in de woningbouwsector nog een wereld te winnen valt rondom energiebesparing door consumenten. Zowel in de bestaande bouw als bij nieuwbouw moeten de wensen en behoeften van mensen zelf veel centraler geplaatst worden. Daarbij moet scherper worden aangesloten op de informatiebehoefte van consumenten en minder worden ingezet op de techniek van besparende maatregelen en zuinige woningen.

Nieuwe initiatieven, zoals het onlangs opgerichte platform ‘Zeer Energiezuinige Nieuwbouw voor de Klant’ (ZEN), kunnen aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek hun acties beter afstemmen op de belevingswereld, om daarmee het gewenste besparingsgedrag te faciliteren.

Voor meer informatie: www.bpd.nl

W-installateur het meest tevreden met …

Gepubliceerd op

Fabrikant van cv-ketels Vaillant heeft de hoogste klanttevredenheid onder W-installateurs. Zij worden op de voet gevolgd door een andere fabrikant van cv-ketels: Nefit. Onder adviseurs in de werktuigbouwkundige sector scoort koeltechniekfabrikant Ambrava met het merk Samsung het hoogste tevredenheidscijfer. Dit blijkt uit de Marketing Score Card Klanttevredenheid Installatie, het jaarlijks terugkerende klanttevredenheidsonderzoek van BouwKennis.

Het verbeteren van de klanttevredenheid moet voor elke organisatie een topprioriteit zijn. De BouwKennis Marketing Score Card Klanttevredenheid peilt daarom jaarlijks de klanttevredenheid van E-installateurs, W-installateurs en adviseurs met de belangrijkste fabrikanten en handelaren. Onder installateurs is van twaalf belangrijke aspecten de tevredenheid gemeten, onder adviseurs zijn dit er elf. De top-5 in dit bericht is gemaakt aan de hand van het gemiddelde van deze verschillende aspecten.

Ook dit jaar doen fabrikanten van cv-ketels het goed. Ze pakken met Vaillant, Nefit en Remeha, drie plekken in de top-5. Er is sprake van een opvallende nieuwkomer in de vorm van Vaillant. Deze fabrikant is nieuw in de top-5 en stoot gelijk door naar de nummer 1-positie. Deze plek was de afgelopen twee jaar nog voor Nefit als fabrikant van cv-ketels. Deze fabrikant bevindt zich nu op de tweede plaats. Nefit is als fabrikant van boilers tevens op de derde plek te vinden.

Ook warmtepompen zijn vertegenwoordigd in de top-5 van 2015. Aklima bevindt zich met het merk Mitsubishi Electric op de vierde plaats. De top-5 kent in vergelijking met vorig jaar in totaal drie nieuwe gezichten.

Voor meer informatie: http://www.bouwkennis.nl/wp-content/uploads/2015/07/21-07-2015-W-installateur-meest-tevreden-met-Vaillant-en-Nefit.pdf

 

Technische groothandel met de hoogste klanttevredenheid

Gepubliceerd op

De BouwKennis Marketing Score Card Klanttevredenheid peilt jaarlijks de klanttevredenheid van installateurs en adviseurs met fabrikanten en handelaren. Een specifiek onderdeel van dit onderzoek is de tevredenheid over groothandelaren onder de W-installateurs. Een daaruit blijkt dat de W-installateur ook dit jaar weer het meest tevreden is met Rensa.

Om te achterhalen waar klanten tevreden mee zijn en wat bedrijven beter of minder goed doen dan de concurrentie voert BouwKennis ieder jaar de Marketing Score Card Klanttevredenheid uit. Bij de installateur wordt van twaalf belangrijke aspecten de tevredenheid gevraagd en vraagt men tevens naar een algemeen tevredenheidcijfer. Op basis van deze dertien cijfers wordt een top-5 groothandelaren vastgesteld. Rensa heeft de hoogste score op elf van de dertien aspecten, waaronder het algemene tevredenheidcijfer. Daarmee mag Rensa zich met recht de groothandel met de hoogste klanttevredenheid noemen. Een waardering waar de winnaar zijn klanten bijzonder dankbaar voor is.

Voor meer informatie: www.rensa.nl

Huishoudens zijn in staat hun energiegedrag te veranderen en hun stroomverbruik te verschuiven naar gunstige momenten op de dag. Huishoudens wennen snel aan de veranderde situatie zodat de gedragsverandering blijvend is, ook als het nieuwe eraf is. En de positieve bijdrage aan de energietransitie die van huishoudens werd verwacht, wil men ook graag leveren. Voorwaarde is wel dat de markt toegankelijke technologische producten en diensten ontwikkelt, die intuïtief zijn in gebruik én die beantwoorden aan de behoefte aan regie van huishoudens.

Dat zijn de belangrijkste uitkomsten van de 2-jarige onderzoekspilot ‘Jouw Energie Moment’ (JEM) die netbeheerder Enexis heeft opgezet samen met 178 huishoudens in Breda. Daarbij kregen bewoners van de nieuwbouwwijken Meulenspie en Easy Street de beschikking over een variërend elektriciteitstarief en slimme middelen als een slimme wasmachine, zonnepanelen en een display aan de muur. Daarmee konden zij variatie aanbrengen in de momenten dat zij energie gebruiken. De centrale onderzoeksvraag was: ‘Gezien het feit dat duurzame energiebronnen als wind en zon niet stuurbaar zijn, wat is er nodig zodat gebruikers flexibel omgaan met hun energiegebruik?

De onderzoekspilot, waarvan de resultaten gisteren werden gepresenteerd, heeft een bijdrage geleverd aan de wetenschap. Het begeleidende onderzoek werd verricht door onderzoekers vanuit de TU-Delft en de TU-Eindhoven. In totaal zijn 15 studenten op het onderwerp afgestudeerd, en zijn er 14 wetenschappelijke publicaties opgeleverd.

85% van de deelnemers geeft aan inmiddels energie te besparen. Het display lijkt dat gedrag te beïnvloeden. Een toegankelijk display met een gebruiksvriendelijk design verhoogt de gebruiksfrequentie en vergroot het vermogen om flexibel met energiegebruik om te gaan. In Meulenspie, met een gemiddelde leeftijd van 42 jaar, werd het display gemiddeld 5x per dag geraadpleegd, vooral door de mannelijke deelnemers. In de jongere wijk Easy Street (gem. 30 jaar) werd het display weliswaar minder vaak geraadpleegd, maar gebeurde dat vaker door vrouwen.

82% van de deelnemers zegt door deelname meer controle te hebben gekregen over het  energiegebruik. Daarnaast zegt 82% de eigen opgewekte energie nu efficiënter te benutten. De voorspellingen over de eigen productie en daarnaast de tariefschommelingen hebben vaak aanleiding gegeven tot veranderde keuzes in gebruik. De zonnepanelen en de (later) aangesloten warmtepomp vergroten het energierendement en maakten regie daarnaast interessanter. Ook het zelf kunnen inzetten van de eigen opgewekte energie lijkt een rol te spelen. Zo lijken deelnemers met een meer individuele energievoorziening (Meulenspie) meer interesse te hebben in het eigen  energiegebruik dan de deelnemers met een collectieve energievoorziening (Easy Street).

85% waardeert de onderzoekspilot positief. De verschuiving naar de meest gunstige gebruiksmomenten, zoals gemeten bij de wasmachine, zeggen de deelnemers ook toe te willen passen voor hun wasdroger en vaatwasser. De markt wordt geadviseerd dit voortvarend op te pakken.

De onderzoeksspilot ‘Jouw Energie Moment’ vormt onderdeel van het pilotprogramma van Enexis om, met het oog op de energietransitie, de weg te effenen voor een succesvolle verduurzaming. De uitkomsten zijn van belang voor een slimme ontwikkeling van het  elektriciteitsnet. Slim betekent dat het net de verwachte toekomstige groei en verandering in stroomvraag op kan vangen met slimme innovaties, zonder het net te hoeven verzwaren.

Voor meer informatie: www.enexis.nl

Cheque MLDSPlieger heeft € 7000,- gedoneerd aan de Maag Lever Darm Stichting voor wetenschappelijk onderzoek. Dit bedrag komt voort uit de in 2014 verkochte vlakspoeltoiletten. In samenwerking met MLDS stimuleert Plieger de verkoop van vlakspoeltoiletten, om de simpele reden dat daardoor achterom kijken eenvoudiger wordt en daarmee spijsverteringsproblemen sneller gesignaleerd kunnen worden.

Voor meer informatie: www.plieger.nl

FLIR C2 in actieFLIR Systems introduceert de FLIR C2, de eerste volledig uitgeruste warmtebeeldcamera in zakformaat die professionals in de bouw helpt bij het traceren van verborgen warmtepatronen die duiden op energieverspilling, constructiefouten, problemen met leidingen en nog veel meer.

Met zijn compacte en slanke design past de C2 in iedere zak, zodat deze direct binnen handbereik is om onzichtbare problemen aan het licht te brengen en klanten te laten zien waar de potentiële problemen zich bevinden. Met zijn bescheiden afmetingen van 125 × 80 × 24 mm en een gewicht van 130 g is de C2 de meest praktische, volledig uitgeruste warmtebeeldcamera op de markt.

Met FLIR’s gepatenteerde MSX® real-time beeldverbetering en een helder, gebruiksvriendelijk touchscreen met automatische oriëntatie, legt de camera warmtebeelden tot in het kleinste detail vast, zodat u probleemgebieden gemakkelijker kunt identificeren. MSX voegt belangrijke details (vastgelegd door de geïntegreerde zichtbare camera) toe aan de warmtebeelden van de C2. Hierdoor zijn cijfers, letters, structuren en andere kenmerken duidelijk zichtbaar, zonder in te leveren op de kwaliteit van het warmtebeeld.

De gevoelige detector van de C2 met een resolutie van 4800 pixels maakt en toont beelden van subtiele warmtepatronen en kleine temperatuurverschillen die vaak voorkomen in de bouwsector, en het grote beeldveld van 41° legt meer vast per opname. Bovendien is de C2 voorzien van ingebouwd werklicht en een flitser. Zeker geen overbodige luxe bij het uitvoeren bouwinspecties, waarbij vaak sprake is van slecht verlichte ruimtes. De extra verlichting zorgt er ook voor dat er een duidelijkere foto gemaakt kan worden, naast het warmtebeeld van de C2.

Dankzij de eenvoudige point & shoot bediening kan de C2 radiometrische JPEG’s met één druk op de knop opslaan. De beelden kunnen later worden gedownload via de gratis FLIR Tools-software. Vervolgens kunnen gebruikers de warmtebeelden bewerken, delen van het beeld uitsnijden, temperatuurmetingen toevoegen, kleurpatronen aanpassen en overtuigende rapporten opstellen.

“De C2 is niet alleen een handige tool die u helpt om meer gedaan te krijgen en om problemen aan het licht te brengen, maar biedt u ook de mogelijkheid om te controleren of de werkzaamheden voor uw klanten naar tevredenheid zijn uitgevoerd”, vertelt Rickard Lindvall, FLIR Vice President en Algemeen directeur van de divisie FLIR Instruments. “Door de C2 voor minder dan EUR 700 aan te bieden, hopen we eraan bij te dragen dat deze krachtige tool bereikbaar wordt voor meer professionals. Of u nu een bouwexpert, aannemer, energie-adviseur, klusser, inspecteur, dakdekker, HVAC-specialist of loodgieter bent: iedereen profiteert van een warmtebeeldcamera.”

De FLIR C2 is begin maart leverbaar.

Voor meer informatie: www.flir.com/C2

leaderMomenteel heeft iets meer dan een kwart van de fabrikanten in de bouw- en installatiesector een webshop of een online module. De verwachting is dat dit percentage de komende jaren sterk toe zal nemen. Vooral onder fabrikanten in de bouwsector wordt het komende jaar al een stijging verwacht. Van de fabrikanten in de bouwsector die nu nog geen webshop of online module hebben, verwacht namelijk een kwart dat dit binnen een jaar wel het geval zal zijn. Dit blijkt uit het rapport ‘Rol van de Handel’ van BouwKennis.

Het speelveld van toeleveranciers in de bouwketen verandert in sneltreinvaart. De mogelijkheden die het online kanaal toeleveranciers bieden, spelen hierin een aanjagende rol. Voor de fabrikant zijn er bijvoorbeeld kansen om afnemers directer te bedienen. Inmiddels geeft iets meer dan een kwart van de fabrikanten in de bouw- en installatiesector aan dat ze daadwerkelijk over een webshop of online module beschikken.

Ondanks de kans om afnemers directer te bedienen, valt voor fabrikanten uit de bouwsector op dat zij zich voornamelijk richten op handelaren (15%). Professionals (7%) en consumenten (6%) kunnen in mindere mate gebruik maken van de online bestelmogelijkheden die fabrikanten uit de bouwsector bieden. Ook een relatief groot aandeel fabrikanten uit de installatiesector geeft aan dat de webshop of online module is gericht op handelaren (10%).

Aan fabrikanten die momenteel nog geen webshop of online module hebben, is gevraagd op welke termijn men verwacht deze wel in te gaan zetten. Fabrikanten in de bouwsector geven vaker dan fabrikanten in de installatiesector aan dat zij snel een webshop voor hun bedrijf verwachten. Bijna een kwart verwacht binnen nu en een jaar een webshop te hebben. Onder fabrikanten in de installatiesector ligt dit aandeel opvallend laag (3%). Ongeveer een derde van de fabrikanten zonder webshop in zowel de bouw- als de installatiesector geeft aan dat er over 2 tot 3 jaar wel een webshop is bij hun bedrijf. Fabrikanten in de installatiesector die nog geen webshop hebben, zeggen vaker helemaal geen behoefte te hebben aan een webshop dan fabrikanten in de bouwsector.

Voor meer informatie: www.bouwkennis.nl

Nee zeggen tegen je opdrachtgever kan wel eens heel veel ellende en kosten besparen. Professionals zijn echter vaak bang om de relatie te schaden of de opdracht te verliezen als ze eerlijk zijn. “Toch is dit nu juist de manier om je te onderscheiden”, aldus Jan Willem van den Brink en Maarten van Os, in hun nieuwe boek ‘Opdrachtgever tevreden’.

Veel professionals hebben de neiging om hun opdrachtgevers enigszins naar de mond te praten, en hebben een ‘u vraagt, wij draaien’-mentaliteit. In het huidige economische klimaat is dat een doodlopende straat. Er wordt voortdurend kritisch gekeken naar bestaansrecht van stafafdelingen en het inhuren van professionals. Als je niet wilt worden vervangen door een externe partij of door een prijsvechter, kun je beter maar waarde toevoegen.

Uit onderzoek naar klanttevredenheid in de zakelijke dienstverlening blijkt steevast: een goed kennisniveau is noodzakelijk, maar niet voldoende. Maar zelfs als klanten expliciet aangeven dat ze een hechtere vertrouwensband, meer proactiviteit en eerlijk ongevraagd advies willen, geven de inhoudelijk deskundige professionals nauwelijks thuis. Zomaar een klant ongevraagd bellen of tegenspreken, voelt in het begin buitengewoon ongemakkelijk. Toch zullen professionals dit moeten leren, is de stelling van de auteurs.

Vier jaar geleden verscheen van dezelfde auteurs het boek ‘Opdrachtgever gezocht’ waarmee ze al duizenden professionals hielpen bij het vinden van opdrachten. In hun nieuwe boek geven ze antwoord op vragen als:

– Hoe ga je om met de minder goede ideeën van je opdrachtgever?

– Hoe zorg je dat de opdrachtgever zijn eigen verantwoordelijkheid neemt?

– Wat doe je als anderen je advies niet willen horen?

– Wat doe je als het minder goed gaat met de samenwerking?

– Hoe zorg je dat de relatie doorloopt als de opdracht is afgerond?

Voor meer informatie: www.opdrachtgevertevreden.nl

Warmtebeeldcamera’s met 1800 draaibare lenzen

Gepubliceerd op

Euro-Index Fluke TiX520-TiX560Euro-Index introduceert met de Fluke TiX520 en TiX560 een tweetal hoogwaardige warmtebeeldcamera’s met uitstekende specificaties en uitgebreide functionaliteit. Met de 180° draaibare lens kunt u gemakkelijk navigeren boven, onder en rond objecten.

Uw beeld wordt getoond op een groot 5,7” LCD touchscreen. Met de SuperResolution-functie kunt u de 320 x 240 beelden veranderen in beelden van 640 x 480 pixels. Deze camera’s beschikken over de LaserSharp Auto Focus, waarbij een ingebouwde laserafstandmeter wordt gebruikt voor een haarscherpe focus. Model TiX520 biedt een meetbereik van -20 tot 850 °C en model TiX560 zelfs tot 1200 °C.

Deze warmtebeeldcamera’s beschikken over draadloze communicatie via Fluke Connect. Hiermee kunnen de meetwaarden van andere Fluke Connect instrumenten worden opgenomen in het meetrapport. Met Fluke Connect zijn deze toestellen tevens compatibel met de gratis Fluke Connect Mobile App, voor het delen en bespreken van warmtebeelden en meetrapporten met de ShareLive videogespreksfunctie.

Voor meer informatie: www.euro-index.nl

project-Orduynenstraat-Den-BoschOp 17 en 18 april 2015 wordt de Internationale Passiefhuis Conferentie gehouden in Leipzig. Centraal staan de voordelen die elke woningeigenaar heeft als hij bouwt of verbouwt volgens de Passiefhuis methode. Voorbeeldprojecten uit de gehele wereld en concrete oplossingen worden gepresenteerd in ruim 100 lezingen en getoond op de vakbeurs. Nederland is driedubbel vertegenwoordigd: met twee lezingen en een workshop, georganiseerd door vereniging DNA in de Bouw.

Op vrijdag 17 april vertelt ontwerpmanager Carl-peter Goossen over integraal bouwen en werken in scrumteamverband. Dit is de aanpak om de bouw sociaal te innoveren zoals nu binnen DNA in de Bouw wordt toegepast en verder ontwikkeld. Passiefhuisspecialist Clarence Rose geeft op zaterdag 18 april een samenvatting van de ervaringen binnen het Europese project PassREg. Deze bijdrage aan de brede uitrol van NZEB (Nearly Zero Energy Buildings) zorgt voor verankering in de bouwkolom op basis van de passiefhuistechnologie en duurzame energievoorzieningen via de nationale regelgeving. Over dit onderwerp organiseert DNA op vrijdag 17 april ook een workshop voor beleidsmakers van overheden die te maken hebben met de invoering van de EPBD in de nationale bouwregelgeving. Tijdens de conferentie vinden nog diverse andere workshops en excursies naar lokale passiefhuisprojecten plaats. Er worden circa 1.000 deelnemers verwacht uit zo’n 50 landen. Meer informatie en aanmelden op www.passivehouseconference.org.

“Woning- en gebouweigenaren die passiefhuis bouwcomponenten toepassen, kunnen heel veel geld besparen”, zegt Dr. Wolfgang Feist, directeur van het Passive House Institute. “Wie volgens de passiefhuis methode bouwt, weet zich ervan verzekerd dat de berekende energie efficiëntie van een gebouw in de praktijk gerealiseerd wordt.” De conferentie wordt sinds 1997 jaarlijks georganiseerd door het Passive House Institute op verschillende locaties. Dit jaar gaat een aantal van de lezingen over de door de EU gefinancierde projecten EuroPHit (stap-voor-stap renovaties) en PassReg (Passiefhuis regio’s met hernieuwbare energiebronnen).

Meer dan een derde van het totale energiegebruik in geïndustrialiseerde landen kan worden toegeschreven aan gebouwen en in het bijzonder aan de verwarming daarvan. Met een passiefhuis kan tot wel 90% van deze energie bespaard worden. De resterende energievraag kan eenvoudig geleverd worden door middel van hernieuwbare energiebronnen. Dit maakt de passiefhuis standaard een ideale basis voor het Bijna Energieneutrale Gebouw, dat vanaf 2021 volgens de Europese Richtlijn voor Energieprestatie van Gebouwen de norm is in Europa.

Met Europese steun van het project PassREg is DNA in de Bouw aanjager in de regio Arnhem-Nijmegen op het gebied van het passiefhuis in Nederland. PassREg staat voor Passive House Regions with Renewable Energy. Het is onderdeel van IEE (Intelligent Energy Europe) en duurt tot mei 2015. Er nemen 14 Europese regio’s aan deel en DNA in de Bouw voert het in Nederland uit, met cofinanciering van de gemeentes Arnhem en Nijmegen, de Stadsregio Arnhem Nijmegen en provincie Gelderland.

Top_Employers_Nederland_2015Eriks bv heeft wederom de Top Employer Nederland 2015 certificering behaald. Het Top Employer Institute erkent hiermee dat Eriks uitstekende arbeidsvoorwaarden biedt, ontwikkeling van personeel ondersteunt en er constant naar streeft de arbeidsomstandigheden te verbeteren.

Voorafgaand aan de certificering heeft Eriks een uitgebreid onderzoeksproces doorlopen; het internationale HR Best Practices Onderzoek. In dit benchmarkonderzoek is Eriks vergeleken met andere leidende organisaties in Nederland aan de hand van de volgende criteria: Talent Strategy; Workforce Planning; On-boarding; Learning & Development;Performance Management; Leadership Development; Career and Succession Management; Compensation & Benefits; Culture. Eriks voldoet voor deze onderdelen ruimschoots aan de norm voor certificering.

Voor meer informatie: www.eriks.nl

Praktijkonderzoek geeft nieuwe kijk op prestaties woningventilatiesystemen

Gepubliceerd op

In de Week van de Bouw presenteert het consortium Monicair de resultaten en conclusies van het eerste gedetailleerde 12-maanden-durende praktijkonderzoek naar de luchtkwaliteit en energieprestatie van woningventilatiesystemen in Nederland. Belangrijkste conclusie is dat de huidige eisen en normen in de praktijk onvoldoende garantie bieden voor een goede luchtkwaliteit.

Monicair deed een praktijkonderzoek in ruim zestig woningen. Daarbij is specifiek gekeken naar de verschillen tussen ruimten. De prestaties van ventilatiesystemen zijn ruim een jaar gemonitord op binnenluchtkwaliteit en energieprestatie. Tot op heden is nooit zo grootschalig gekeken hoe marktdominante woningventilatiesystemen in de praktijk eigenlijk presteren. De resultaten en conclusies geven nieuwe inzichten. Verwacht wordt dat ze de ventilatie-industrie in beweging zullen zetten.

Er bestaan grote verschillen in de luchtkwaliteit in de verblijfsruimtes en in de werkelijke energieprestatie tussen de diverse ventilatiesystemen, die alle voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit. Mogelijke oorzaak is dat de huidige regelgeving te veel gebaseerd is op energieprestaties en te weinig op luchtkwaliteit. Terwijl dit laatste van invloed is op de gezondheid van de bewoner. Voldoen aan regelgeving biedt geen garantie op een goede luchtkwaliteit in verblijfsruimtes; dat is de belangrijkste conclusie uit het MONICAIR–onderzoek. Hoewel dit altijd is aangenomen, blijkt de aanwezigheid van luchtlekken in de woning nauwelijks een relatie te hebben met betere luchtkwaliteit. Naden en kieren bieden dus geen zekerheid voor een goede luchtkwaliteit.

Naast de luchtkwaliteit en energieprestatie is uit de verzamelde data ook veel af te leiden over het ventilatiegedrag van bewoners. Gebleken is dat bewoners niet of nauwelijks het ventilatiesysteem gebruiken om de ventilatie zelf te regelen en te verbeteren. Verder blijken bewoners niet in staat om adequaat te reageren op verhoogde CO2-concentraties, omdat zij dit zelf niet waarnemen. Ventilatiesystemen moeten deze taak dus voor hen vervullen. De beste resultaten geven ventilatiesystemen met minimaal een mechanisch toe- of afvoercomponent in de ruimte. Hierbij is een automatische regeling gewenst.

In de Week van de Bouw geeft Harm Valk van Nieman Raadgevende Ingenieurs  een presentatie van de resultaten van het praktijkonderzoek. Op donderdag 12 februari van 12.15-12.45 uur in het Faay Renovatie theater in hal 7 (beurs Renovatie & Transformatie) van de Jaarbeurs Utrecht.

Monicair is het eerste gedetailleerde 12-maanden-durende monitoringonderzoek dat de Indoor Air Quality (IAQ) en energieprestatie van ventilatiesystemen in een zestigtal woningen in kaart heeft gebracht. Monicair is een consortium voor een onderzoek- en ontwikkelingsproject dat is geïnitieerd vanuit de Nederlandse ventilatie-industrie, tezamen met kennisinstituten en adviesbureaus, wat medegefinancierd wordt door het Nederlandse Ministerie van Economische Zaken. Bij dit project zijn TNO, de Technische Universiteit Delft, Nieman Raadgevende Adviseurs en VHK betrokken. Vanuit de ventilatie-industrie hebben Brink, ClimaRad, Honeywell, Itho Daalderop en Zehnder J.E.Stork

FNVmetTechVeerh04FNV Metaal heeft in samenwerking met GFK een onderzoek gehouden onder 4400 werknemers, leden en niet-leden, over werktijden in de Metaal en Techniek. Uit de resultaten blijkt dat er nog flink wat te verbeteren valt. Werknemers werken te veel, te vaak, te lang. Zij willen meer mogelijkheden om korter te gaan werken en meer invloed op hun eigen werktijden.

Jacqie van Stigt, landelijk bestuurder FNV Metaal: “Installateurs, metaalbewerkers en technici maken te lange werkdagen. Zij  wensen meer invloed op hun eigen werktijden en arbeidsduur. Zij willen ook een normaal sociaal leven en tijd om werk, privé en zorg te combineren.“

(Te) veel werknemers maken lange dagen en lange werkweken. Werknemers die te lang doorwerken maken relatief meer fouten, met alle risico’s van dien. Langdurige overbelasting leidt tot gezondheidsklachten.

75% van de  werknemers moet tijdens hun onbetaalde pauze beschikbaar zijn voor werk, en worden in die pauze dan ook regelmatig opgeroepen. Onvoldoende pauze heeft een negatief effect op het herstel en productiviteit van mensen.

Er is veel sprake van consignatie (pieperdienst) zonder dat hier goede afspraken over zijn gemaakt. De Arbeidstijdenwet schrijft dit wel voor. Consignatie heeft grote negatieve gevolgen voor het sociale leven. Mensen zijn beperkt in hun speelruimte om afspraken te maken of ergens naar toe te gaan. En als zij worden opgeroepen, moeten ze onmiddellijk aan het werk en wordt hun hersteltijd onderbroken.

Bijna de helft van de invullers werkt op zaterdag, zo’n 13% doet dat zeer regelmatig. Meer dan 80% draait een zesdaagse werkweek. De compensatie in tijd en geld is lang niet altijd goed geregeld, terwijl hierover in de cao duidelijke afspraken zijn gemaakt.

Meer dan de helft van de werknemers heeft geen werkrooster. Daarom worden cao regels over werktijden, pauzes en ATV vaak niet goed nageleefd. FNV Metaal vindt dat dit snel moet veranderen, omdat een werkrooster laat zien hoe de balans is tussen werktijd en vrije tijd.  Afwijkingen van het normale rooster (overwerk, verschoven uren, ADV dagen, consignatie) kunnen alleen worden nageleefd als er vanuit een vastgesteld dienstrooster wordt gewerkt.

Van Stigt: “Heel belangrijk is dat werknemers zelf invloed hebben op hun begin- en eindtijden en zeggenschap over de opname van verlof, ADV en vakantie. Een goede balans tussen je werktijden en je privéleven kan werkdruk- en gezondheidsklachten helpen voorkomen en duurzame inzetbaarheid verbeteren. Wij willen daarbij graag afspraken maken over mee- of zelfroosterexperimenten, en bedrijven hierin faciliteren.”

FNV Metaal vindt het hard nodig dat werkgevers in de Metaal en Techniek gaan investeren in hun belangrijkste kapitaal: de ontwikkeling en beloning van vakmensen die het werk doen.

Momenteel onderhandelt FNV Metaal met de werkgevers, verenigd in de FWT, voor de Metaal en techniek. Met bijna 300.000 mensen in verschillende branches zoals de metaalbewerking, installatietechniek, schadeherstel, isolatie, koel- en luchttechniek.

Voor meer informatie: www.bg.fnv.nl

Wecycle - Inzameling armaturenRuim 900 ton aan verlichting komt er jaarlijks vrij uit sloopprojecten, zo blijkt uit onderzoek door Bureau Witteveen+Bos, in opdracht van Wecycle en LightRec. Dit is veel meer dan in eerdere onderzoeken werd geschat. In 99% van de gevallen bieden sloopbedrijven armaturen niet apart aan bij Wecycle, maar aan metaalrecyclingbedrijven. LightRec en Wecycle willen de hoeveelheid ingezamelde armaturen sterk verhogen.

Oude armaturen bevatten vaak nog PCB-houdende condensatoren en zijn daarmee chemisch afval. Dat is een extra reden om ze in te leveren bij Wecycle. Op termijn, wanneer de nieuwe regelgeving op 1 juli 2015 in zijn geheel in werking is getreden, zou ook de afgifte aan gecertificeerde metaalrecyclers voldoen, omdat deze dan verplicht zijn de hoeveelheden armaturen te registreren en vast te leggen hoe ze zijn verwerkt. Het potentieel uit sloopprojecten zit vooral in professionele gebouwen, zoals kantoren, scholen en ziekenhuizen. Uit sloop van huizen komen nauwelijks armaturen vrij, omdat de armaturen uit huishoudens meestal meeverhuizen met de bewoner.

Op dit moment worden de hoeveelheden armaturen bij sloopprojecten gezien als onbelangrijk, blijkt uit het eerste deel van het onderzoek. Hierdoor belanden armaturen bij sloopprojecten nagenoeg altijd tussen de metalen of het gemengde afval. Geen van de sloopbedrijven uit het onderzoek van Witteveen+Bos geeft ingezamelde armaturen af aan Wecycle. Dit in tegenstelling tot energiezuinige lampen, die vaak wel apart worden gehouden. Armaturen worden tijdens de sloopfase meestal weggegooid als afval of tegen vergoeding aangeboden aan metaalrecyclingbedrijven.

Het vooraf demonteren en apart houden van armaturen betekent een extra handeling, wat sloopbedrijven moeten doorvertalen in kosten. Het Bouwbesluit schrijft echter al voor dat deze extra handeling verplicht is.

Voor LightRec en Wecycle was het doel van de studie om gegevens te krijgen over de processen die bij sloop plaatsvinden, om zo voorstellen te kunnen doen om de inzameling van afgedankte verlichting via de sloopbedrijven te verbeteren. “Waarschijnlijk leveren sloopbedrijven wel in via Wecycle als de opdrachtgever er om vraagt of ze andere prikkels krijgen. Hiertoe loopt nog een vervolgonderzoek”, zegt Jeroen Bartels, manager van LightRec. “Ook de opdrachtgever moet zich ervan bewust zijn dat armaturen apart moeten worden ingeleverd.”

LightRec en uitvoeringsorganisatie Wecycle beraden zich op verdere acties om de inzameling van armaturen uit sloop te stimuleren. “900 ton is ongeveer een kwart van wat we nu per jaar inzamelen. Het is dus van belang dat we verder onderzoeken hoe we sloopbedrijven kunnen motiveren en behulpzaam kunnen zijn om meer armaturen in te leveren. Hiermee gaan we aan de slag in 2015”, besluit Bartels.

Het tweede deel van het onderzoek omvat een pilotstudie naar de knel- en verbeterpunten van het demonteren van armaturen bij sloop en wordt naar verwachting begin dit jaar afgerond.

Witteveen+Bos combineerde voor deze studie meerdere bronnen, afkomstig onder meer van adviesbureau MiSa Advies en van VERAS, de branchevereniging voor aannemers in de sloop.

Voor meer informatie: www.lightrec.nl en www.wecycle.nl

Op Maandag 8 december jl. werd in Leuven de eerste IBPSA-NVL Best Thesis Award uitgereikt door prof. Jan Hensen (TU Eindhoven), voorzitter van IBPSA NVL. Ir. Arnout verdiende de eerste prijs voor zijn eindwerk ‘Demand side management of the thermal flexibility in a residential neighborhood using a hierarchical market-based multi-agent system’, dat hij indiende voor het behalen van de graad van Master in de ingenieurswetenschappen energie aan de KU Leuven.

In een helder en duidelijk geschreven werk levert de master thesis van Arnout Aertgeerts een excellente bijdrage aan het onderzoek rond intelligente energievoorzieningen in steden. De jury was lovend over de sterk uitdagende en vooruitziende onderzoeksvragen en de indrukwekkende, breed-multidisciplinaire aanpak van dit onderzoek, waarbij een simulatiemodel ontwikkeld werd dat met behulp van een marktgestuurd multi-agent regelsysteem thermische energieopslagvaten en de thermische massa in woningen (TES) gaat op- en ontladen. De student heeft dankzij zijn onderzoek een zeer waardevolle bijdrage geleverd bij het implementeren van dergelijke marktgestuurde multi-agent regelsystemen en heeft bijgedragen aan het ontwikkelen van een koppeling tussen Modelica en Python, twee omgevingen die nieuwe mogelijkheden en uitdagingen bieden voor gebouwprestatiesimulatie, aldus de jury.

De IBPSA NVL Best Thesis Award is een jaarlijks initiatief waarbij een eindwerk of afstudeerwerk dat een wezenlijke bijdrage levert aan het uitbreiden van de kennis in het gebied van de gebouwsimulatie, of een voorbeeldige aanwending van gebouwsimulatie inhoudt, in de prijzen valt. De prijs bestaat uit een geldsom van 500 euro. Door deze prijs wil IBPSA NVL het belang benadrukken van een goede kennis en toepassing van gebouwprestatiesimulatie.

Voor meer informatie: www.ibpsa-nvl.org

Rotterdamse kantoren scoren 10% beter dan de Nederlandse benchmark voor duurzaamheid. Zij doen het vooral goed op het gebied van gezondheid en transport. Dat bleek uit De Groene Werkplek Rotterdam, gepresenteerd door bbn adviseurs op woensdag 3 december j.l. Directeur “Duurzaamheid en Stadsontwikkeling” van Rotterdam Paula Verhoeven was verheugd met het resultaat en grote bereik van het onderzoek. Een derde van de stad heeft geparticipeerd.

Naast de gebouwen zelf is ook het beheer van bijna veertig kantoren onderzocht. Hierbij is een opvallend verschil geconstateerd. Eindgebruikers die het beheer van hun pand (grotendeels) zelf uitvoeren, scoren gemiddeld flink beter dan een externe vastgoedmanager. Externe managers behalen dus een lagere score over de gehele breedte van de duurzaamheidsmeetlat BREEAM. “Herkenbaar, maar wel verontrustend” was de gedeelde mening onder de aanwezige eigenaren en eindgebruikers.

1.200.000 m² BREEAM in Rotterdam

In totaal is meer dan een derde van de totale Rotterdamse kantorenmarkt in kaart gebracht met BREEAM-NL In-Use. Onder de grotere kantoren is dit zelfs bijna de helft. Hiermee is de reikwijdte van het onderzoek verdubbeld ten opzichte van vorig jaar. Verduurzaming is een samenspel tussen eigenaren en huurders. Positief is dan ook het aansluiten van Rotterdamse bedrijven als Unilever, Rabobank, Houthoff Buruma, ABN Amro, PWC, Robeco en Nationale Nederlanden. Meer dan veertig eigenaren en gebruikers participeerden in het onderzoek van 2014.

Tijdens het gezamenlijke gesprek dat volgde, deelden o.a. PWC en KPN hun kritiek op de statische houding van veel eigenaren. “Pas bij contractverlenging komt duurzaamheid op de agenda. Daarna is het weer jaren stil.” Dit speelt vaak bij (buitenlandse) fondsen in een lastig financieel parket. Toch zijn er steeds meer fondsen met financiële slagkracht, zo stelde Blackstone. Door de lagere transactieprijzen van de afgelopen jaren is er ruimte om te investeren.

Vervolg in 2015

Andere stedenonderzoeken, zoals Amsterdam Zuidas en Utrecht zijn opgestart. Doelstelling is om volgend jaar het vergelijk binnen de G4 te maken. Hierdoor ontstaat een steeds beter beeld van de kwaliteit van de huisvesting en werkplekken. De Groene Werkplek is daarmee een goede thermometer voor de ontwikkeling van duurzaamheid in de utiliteitssector.

De Groene Werkplek

Alle duurzaamheidsonderzoeken die bbn adviseurs uitvoert voor eigenaren, eindgebruikers en locaties zijn samengebracht in het initiatief “De Groene Werkplek”, waarvan dit jaar de tweede Rotterdamse editie werd gepubliceerd. Vanuit De Groene Werkplek is een BREEAM-benchmark ontstaan van vele honderden gebouwen voor tientallen eigenaren en eindgebruikers. Dit biedt transparantie aan de markt om te meten en op anonieme basis te vergelijken. Zo kan elke organisatie op zoek naar haar kansen, speerpunten en werk maken van duurzaamheidsbeleid

Quantified self: vier gedachtenspinsels

Gepubliceerd op

De aandacht op onze gezondheid en een verzorgd lichaam neemt hard toe. Naast ongelofelijk veel cosmetica en medische mogelijkheden neemt ook de technologie op dit gebied hand over hand toe. Slimme horloges, sensoren in je kleding, schoenen of op je huid. Wearables die het lichamelijk gestel en je gemoedstoestand wanneer je wilt 24/7 in de gaten houdt.

Quantified self staat voor het gekwantificeerde zelf
Wikipedia zegt het volgende over quantified self: “Het is een beweging om technologie te laten integreren op aspecten van het dagelijks leven in termen van inputs. Zo kunnen deze inputs gedreven worden door gemoedstoestanden (stemmingen) of prestaties (geestelijke en lichamelijke). Dergelijke zelfcontrole, die draagbare sensoren en computers combineert, is ook wel bekend als lifelogging of sousveillance.” ‘t Leest best heftig.

In essentie is het gemeenschappelijke doel van soft- en hardware gericht op zelfcontrole  het informeren en verbeteren van ons dagelijks functioneren. Gebruikers krijgen met hi-tech wearables continu informatie over zichzelf en -wanneer de informatie toegankelijk is – deze ook richting de medische wereld of hulpverlening gaat. Voor deze laatste categorie is er met de toename van wearables een efficiencyslag te maken. Best handig bij de alsmaar stijgende zorgkosten.

Quantified self laat ons nadenken over privacy
Het klinkt natuurlijk allemaal prachtig deze technologische ontwikkelingen. Naast de hardware wordt er ook veel software ontwikkeld. Niet altijd is even duidelijk door wie en waarom. Veelal wordt er gebruik gemaakt van de “cloud”. Ergens is een serverplek op de wereld waarin jouw data – vanzelfsprekend – superbeveiligd opgeslagen is. Data die gecombineerd meer over jezelf zegt dan dat jij veelal overziet. Wanneer we spreken over de quantified self, dan spreken we direct over privacy van gegevens. Recent onderzoek laat zien dat de veiligheid van deze gegevens niet altijd optimaal is. Maar ook dat de geautomatiseerde adviezen of informatie in veel gevallen discutabel zijn.

Quantified self gaat over data
Hebben we hier te maken met ‘kraaltjes en spiegeltjes 3.0’? Ik denk het wel. In vroeger tijden werden deze gebruikt om veel waardenvollere zaken te ontvangen. In essentie gebeurt dit nu ook. Wij krijgen (of kopen) mooie gadgets en software (app’s) en in ruil daarvoor staan we meer of minder data af. Nu is de data van het individu niet echt boeiend. Daarentegen de data  van enkele duizenden wel. Daar zijn profielen uit te halen. En wanneer je deze “terugslaat” over de gebruikers heb je de troef in handen. Dan gaat de houder van alle data met de juiste profiling in zekere zin voorspellend worden. Dat lijkt mij verontrustend.

Quantified self laat een nieuwe markt ontstaan
De impact op de zorg én technische markten gaat groot zijn. Partijen die hierin de keten van producten, dienstenplatformen en software in handen hebben, gaan het verschil maken. Zoals de smartphone en tablet de domoticamarkt in stroomversnelling bracht, gaat quantified self een ander licht geven op langer thuis wonen, zelfredzaamheid, (thuis)zorg, participatiesamenleving, comfort en veiligheid.

Nieuwe samenwerkingvormen, proposities en systeemoplossingen gaan ontstaan. Ik ben benieuwd welke rol de installateur of technisch dienstverlener hierin gaat nemen.

Contact? www.leertouwer.nl/maartenvanderboon
@maartenvdboon

Milieu Centraal raad eenvoudig te gebruiken zoneregeling aan

Gepubliceerd op

Huishoudens kunnen gemiddeld 460 euro per jaar besparen op hun energierekening. Dit staat gelijk aan gemiddeld 37 procent besparing op gasverbruik per jaar. Dit is de belangrijkste conclusies uit een onderzoek door de TU Delft, in opdracht van Milieu Centraal. Alle onderzochte besparingsfuncties zitten standaard in het Honeywell evohome-systeem. Met deze zoneregeling van kunnen de besparingen automatisch gerealiseerd worden.  De investering in evohome is hierdoor gemiddeld binnen drie jaar terug te verdienen, bijna drie keer zo snel als zonnepanelen, aldus de leverancier.

TU Delft onderzocht de effecten van selectief verwarmen in Nederlandse huizen. Daarbij namen ze zes energiebesparende tips van Milieu Centraal mee in het onderzoek. In evohome van Honeywell kun je al deze energiebesparingstips automatisch toepassen. De maatregel die de meeste energie bespaart is zoneregeling; dit komt vooral doordat ongebruikte ruimten in huis niet verwarmd worden. Dit bespaart gemiddeld 200 euro per jaar.

Zes energiebesparende tips van Milieu Centraal:

1.Zet de thermostaat ’s nachts op vijftien graden. Je bespaart hiermee gemiddeld tachtig euro per jaar.

2.Zet de thermostaat een uur voordat je gaat slapen op vijftien graden, je huis koelt niet zo snel af. Je bespaart zo nog eens gemiddeld twintig euro per jaar extra.

3.Zet de thermostaat overdag op vijftien graden als je meer dan twee uur weg bent van huis.

4.Verwarm alleen de kamers in huis die je daadwerkelijk gebruikt en sluit deuren. Dus verwarm hallen, opslagruimten en ongebruikte ruimten niet. Daarmee bespaar je gemiddeld 200 euro per jaar.

5.Verwarm je slaapkamer niet warmer dan twaalf graden. Daarmee bespaar je gemiddeld zeventig euro per jaar.

6.Zet de thermostaat overdag een graad lager als je thuis bent. Zet hem bijvoorbeeld op negentien graden overdag en op twintig graden in de avond, als je minder actief bent. Slechts een graad verschil kan je al tachtig euro per jaar besparen.

Evohome combineert diverse technologieën die specifiek zijn ontworpen om energie te besparen. Dankzij programmeeropties is het mogelijk om de temperatuur in een ieder kamer ’s nachts – en uiteraard bij afwezigheid overdag – vanzelf op vijftien graden te zetten. Met zoneregeling is de temperatuur per kamer te regelen en zijn ongebruikte kamers op een lagere temperatuur in te stellen. Dankzij de Optimale Stop-functies gaat de verwarming eerdere laag voordat je naar bed gaat. evohome merkt wanneer een raam open is blijven staan en past je verwarming daar automatisch op aan. Het systeem leert hoe een huis opwarmt en afkoelt door het jaar heen. Dankzij intuïtieve bedieningsopties – via het bedieningspaneel of de Total Connect Comfort-app voor smartphone en tablet – zijn standaardinstellingen eenvoudig aan te passen wanneer nodig. Denk aan het later aanzetten van de verwarming als je laat thuis komt.

“Consumenten zijn de laatste jaren steeds bewuster van hun energiegebruik”, zegt Mariken Stolk, Senior Communicatieadviseur bij Milieu Centraal. “Meer en meer huiseigenaren en

-ontwikkelaars hebben bijvoorbeeld zonnepanelen geïnstalleerd. Echter, dit onderzoek van de TU Delft toont aan dat zoneregeling ook een zorgeloze manier biedt om geld te besparen en het milieu te ontzien. Hierdoor is het een solide investering voor een grote groep consumenten. Het is goed om te investeren in natuurlijke energiebronnen, maar uiteindelijk moeten we ook energieverspilling tegengaan. Gasverbruik bepaalt 45 procent van de energierekening in Nederland. Dit onderzoek van TU Delft toont aan dat er nog steeds veel te besparen is op verwarming, zodra mensen bewuster zijn van hun gebruik. Daarom raadt Milieu Centraal eenvoudig te gebruiken zoneregeling ten zeerste aan.”

“We zijn allemaal zeer bewust als het gaat over ons lichtgebruik. Elke keer als we een kamer verlaten, doen we het licht uit om energie te besparen. Maar als het gaat over onze thermostaat zetten we deze niet lager als we een bepaalde kamer niet gebruiken. Op basis van dit onderzoek maakt Honeywell inzichtelijk hoeveel iemand kan besparen met evohome – en dat op lokaal niveau. Omdat het onderzoek is uitgevoerd in Nederland, is de data gebaseerd op de karakteristieken van Nederlandse huishoudens”, zegt Cees Tuinman, Marketing Leader bij Honeywell. “Het maakt niet uit of mensen al enkele van de bespaartips van Milieu Centraal consequent toepassen. Je kunt namelijk nog meer besparen zonder in te leveren op comfort. “

Evohome van Honeywell bedient de verwarming per kamer geheel draadloos – de juiste temperatuur op de juiste plek en op het juiste moment. Het systeem is te bedienen via een bedieningspaneel met touchscreen en de Total Connect Comfort-app.

3D-printenRuim een kwart van de partijen in de bouw ziet 3D-printen als kans voor de sector en voor de eigen organisatie. Het zijn vooral de architecten die deze mening zijn toegedaan. Prototypen en maquettes zijn de bouwspecifieke mogelijkheden van 3D-printen die momenteel als meest succesvol worden geschat. Het visualiseren van het eindresultaat richting klanten wordt dan ook als kans van 3D-printen genoemd. Bedreigingen worden onder andere gezien in een potentieel kleinere rol in het bouwproces. Dit blijkt uit de BouwKennis KwartaalVisie: 3D-printen.

Speciaal voor de meest recente BouwKennis KwartaalVisie werd een kort onderzoek uitgevoerd om een eerste inzicht te verschaffen in de houding van de bouwketen ten opzichte van 3D-printen. Hierbij zijn marktpartijen uit verschillende delen van de sector ondervraagd: architecten, installateurs, aannemers B&U, klusbedrijven, afbouwers en de handel. Van elke doelgroep zijn 100 respondenten ondervraagd.

Voor meer informatie: www.bouwkennis.nl

Ook gedurende het, van nature kalme, derde kwartaal is de vraag naar hoog opgeleide technici gestegen met dubbele cijfers. Ten opzichte van het derde kwartaal vorig jaar steeg het aantal gestelde vacatures met ruim 12%. De vraag naar hoog opgeleide technici is het grootst bij de technische dienstverleners en binnen de high tech industrie. Dit blijkt uit de analyse Trends en Ontwikkelingen op de Technische Arbeidsmarkt over het derde kwartaal 2014 van Hilbrand van der Kooi, Competence Director Technology bij Yacht.

Door de toename van grote bouw en infrastructurele projecten, zoals de uitbreiding van de nationale luchthaven en investeringen in nieuwbouw van logistiek dienstverleners zijn de technisch dienstverleners op zoek naar bouwkundig en electrical engineers voor de projectontwikkeling. De sterkste groei binnen deze sector zit echter op de functie van technisch bedrijfskundige met een technische vooropleiding voor calculatie of projectmanagement werkzaamheden. Product innovatie binnen de (hightech) industrie richt zich steeds meer op het uitbreiden van functionaliteiten met behulp van software ontwikkeling. Om dit vorm te geven zijn software engineers zeer gewild binnen deze sector.

Al met al stijgt de vraag naar technisch bedrijfskundigen in het derde kwartaal met 19% ten opzichte van Q3 2013. “Dubbele kansen dus voor de technisch bedrijfskundigen met een harde technische vooropleiding. Met de groei bij de technisch dienstverleners en binnen de high tech industrie bestaat er weer keuze voor deze groep in de arbeidsmarkt” , aldus van der Kooi.

De vraag naar hoog opgeleide technici groeit door vergrijzing en verandert door technologische ontwikkeling. Toch zien diverse opleidingen zich genoodzaakt een numerus fixus in te stellen om toekomstig overschot te voorkomen. Dit tot ongenoegen van de Tweede Kamer die met het Techniekpact juist investeert in meer instroom. Het balanceren van vraag en aanbod op de technische arbeidsmarkt is dus lastig en vraagt om meer flexibiliteit van de opleidingen, bedrijven en hoog opgeleide technici zelf.

Het beroepen en arbeidsmarkt survey van Yacht laat zien dat de mobiliteit van de hoog opgeleide technici nog steeds sterk achterblijft bij de benchmark. Het percentage actief zoekenden binnen de groep hoog opgeleide technici is slechts 5%, terwijl dit bij de benchmark hoogopgeleiden 10% bedraagt. De lage mobiliteit onder hoog opgeleide technici gooit de arbeidsmarkt op slot. “De markt zou gebaat zijn bij verdere flexibilisering en voor de hoog opgeleide technici zelf biedt de veranderende vraag perspectief om persoonlijke ontwikkeling verder vorm te geven”, aldus Van der Kooi.

Voor meer informatie: www.yacht.nl

badkamerIets meer dan een vijfde van de Nederlandse woningeigenaren is van plan om de komende twee jaar klussen uit te voeren aan de badkamer. Bijna een derde van de potentiële klussers loopt al meer dan een jaar met de plannen voor de badkamer rond. Een gebrek aan tijd en geld zijn de belangrijkste redenen dat de klus nog niet is uitgevoerd. Dit blijkt uit het WoonKennis Jaarrapport 2014/2015.

Het WoonKennis Jaarrapport is een grootschalig onderzoek onder ruim 1.000 woningeigenaren. Het rapport geeft onder andere inzicht in de klusplannen van woningeigenaren voor de komende 24 maanden, ingedeeld naar kamer. Er wordt hierbij stilgestaan bij de volgende ruimten: woonkamer, hoofdslaapkamer, keuken, badkamer, zolder, buitenkant van de woning en installaties.

Voor de badkamer geldt dat 21% van de woningeigenaren voor de komende twee jaar klusplannen heeft in deze kamer. De klussen die hierbij het vaakst op de rol staan zijn: de badkamer in zijn geheel vervangen, het schilderwerk, het tegelwerk en vervangen of plaatsen van een douchecabine. Op basis van de geplande klussen aan de badkamer en het gemiddelde bedrag dat woningeigenaren hierbij denken uit te geven komt het totale bedrag voor klusplannen aan de badkamer uit op € 2,4 miljard.

De weg van klusintentie naar de uitvoering kan echter lang zijn. Potentiële klussers moeten zich oriënteren en hun wensen concretiseren. Daarbij komt dat er diverse drempels kunnen zijn die er voor zorgen dat een plan maar niet tot uitvoering komt.

Uit het rapport blijkt dan ook dat 30% van woningeigenaren met klusplannen in de badkamer al meer dan een jaar met deze plannen rondloopt. 34% heeft de badkamer korter dan een half jaar op de planning staan. Iets minder dan een kwart loopt al zes tot twaalf maanden met de plannen rond. Er zijn dus veel klusplannen die geruime tijd blijven liggen. Het is aan de marketeer om hier middels slim beleid op in te springen.

De vraag is waarom de klusintenties niet tot uiting komen. Het feit dat tijd en geld voor velen schaars zijn, speelt ook bij klusgedrag in de badkamer een grote rol. 32% van de woningeigenaren die plannen heeft voor de badkamer maar deze plannen nog niet heeft uitgevoerd, wijt dit aan tijdgebrek. Een even groot aandeel noemt een gebrek aan geld.

Opvallend is de rol die het overleg met de partner speelt. Een kwart geeft aan dat de klusplannen aan de badkamer nog niet zijn uitgevoerd omdat er nog wordt overlegd met de partner over de uitvoering. Dit onderstreept de gedachte dat fabrikanten van badkamermateriaal vaak te maken hebben met minimaal twee beslissers waarvan de wensen wellicht sterk verschillen.

De concurrentie van overige gewenste uitgaven is relatief klein. Wellicht heeft dit er ook mee te maken dat er al besloten is om een klus uit te voeren. De afweging tussen klusgedrag en andere uitgaven is dan al grotendeels gemaakt.

Van de potentiële klussers geeft 13% aan dat ze nog geen keuze hebben kunnen maken uit het aanbod klusproducten. Dit is natuurlijk een zeer interessante doelgroep voor toeleveranciers omdat dit waarschijnlijk het moment is dat de verschillende producten concreet in beeld komen.

De reden ‘ik weet niet hoe ik de klus aan moet pakken’ is voor fabrikanten ook erg interessant omdat het directe aanknopingspunten biedt (5%). Wie (online) hulp biedt middels praktische tips bij problemen rondom een klus, vergroot de kans dat de zoekende consument in aanraking komt met zijn product en deze producten ook daadwerkelijk gaat gebruiken. Het kan tevens zorgen voor onderscheidend vermogen, vertrouwen en een voorkeurspositie.

Het is voor toeleveranciers van klus- en bouwmaterialen essentieel om inzicht te hebben in welke fase potentiële klussers zich bevinden en tegen welke belemmeringen zij aanlopen. Zo blijkt onder andere dat, op hoofdniveau van alle klussen, het percentage dat een gebrek aan geld als belemmering ziet afneemt naarmate klussers beter weten wat ze willen. Zo kan het vroegtijdig inzetten van calculatiemiddelen bijvoorbeeld helpen bij het eerder over de streep trekken van klussers omdat het vroeg in het oriëntatieproces concreet inzicht geeft in de werkelijke kosten van een klus.

Het WoonKennis Jaarrapport 2014/2015 bestaat uit de volgende pijlers:
1. De voorraad koopwoningen naar verschillende kwaliteitskenmerken, de aanwezige kamers en de daarin aanwezige voorzieningen
2. De klusplannen van woningeigenaren voor de komende 24 maanden onder andere ingedeeld naar kamer. Hierbij is gevraagd naar het type klus, de reden voor de klus, het bedrag dat men van plan is uit te geven en wie de klus gaat uitvoeren
3. Hoe lang woningeigenaren al met bepaalde klusplannen rondlopen en wat ze er van weerhoudt om deze klussen daadwerkelijk uit te voeren
4. Oriëntatiegedrag van woningeigenaren op de aankomende klussen
5. De omzet van de doe-het-zelfmarkt in Nederland

Wilt u meer weten over dit rapport? Neem dan direct contact op met Dimitri Kraak via kraak@bouwkennis.nl of 010-2066996.